Zoek naar het wezen van democratie
Nederlanders moeten in het integratiedebat op zoek naar de wezenlijke principes van de democratie, vindt dr. J. D. J. Buve. Maar dan moet de wetenschap niet beweren dat het wezen van iets niet bestaat.
Vrijdag begon de Week van de Democratie. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) bracht op die dag een advies uit met als voornaamste aanbeveling dat kinderen al op jonge leeftijd met de basisprincipes van de democratie in aanraking moeten komen. Tegelijk woedt de discussie over de Nederlandse identiteit, waarvan prinses Máxima vindt dat die niet bestaat. Heeft dat iets met elkaar te maken?Op het eerste gezicht niet. Immers, de principes van de democratie hebben betrekking op het wezen van de democratie en niet op de identiteit van een bepaalde democratie. Dus wat elke democratie kenmerkt, of die nu Duits of Nederlands, Chinees of Turks, islamitisch of christelijk is, dat is het wezen van de democratie, en alleen dat wezen kan de basis vormen voor de principes van de democratie. Die principes opnoemen, is een hachelijke zaak, reden waarom het advies zich op dit punt op de vlakte houdt. Dat is niet de schuld van de democratie, als zou die zo moeilijk of ondoorgrondelijk zijn, maar de schuld van de wetenschap, die bij hoog en bij laag beweert dat zoiets als ”het wezen van iets” niet kan bestaan, omdat je het nooit kunt aanwijzen.
Vrijheid
Nu heeft de wetenschap gelijk dat je het wezen niet kunt aanwijzen, maar het is te kort door de bocht om dan meteen te beweren dat het niet kan bestaan. Want dan kan ook onze menselijke vrijheid niet bestaan. Er zijn dan ook heel veel -ook grote- wetenschappers, die denken dat de menselijke vrijheid een fictie is. Maar zij is wél een van de basisprincipes van de democratie.
Dit ontkennen van de werkelijkheid van het wezen van de dingen heeft ook tot direct gevolg dat men niet meer onderscheidt tussen wezen en identiteit, en daar is Máxima over gestruikeld. Dat onderscheid is cruciaal, omdat het wezen van iets nooit aanwijsbaar kán zijn, en de identiteit van iets of iemand altijd aanwijsbaar móét zijn. Die identiteit kun je daarom alleen ’beschrijven’ als iets veranderlijks; het wezen verandert nooit, de identiteit daarentegen voortdurend.
Vragen naar de identiteit van iets of iemand, van een volk of van een bepaalde groep is daarom altijd de beschrijving van zijn of haar individuele manier van zijn, hier en nu. En die verandert of kan in elk geval veranderen, van dag tot dag of zelfs van uur tot uur. Maar het is heel nuttig die identiteit zo te beschrijven dat elke Nederlander c.q. Argentijn zich daar in herkent, zodat hij kan zeggen: „Ja, zo voel ik me ook, precies dat is het.”
Dat is dan onze kracht, maar die kracht wordt onze zwakte als we die identiteit gaan beschouwen als iets dat we tegen elke verandering moeten beschermen. De kracht van een identiteit is juist dat die invloeden van buiten in haar eigen eenheid weet te integreren. En dat is heel belangrijk, want iemand zonder identiteit is een papzak: die zwalkt elke kant op. En als Máxima zou hebben willen zeggen dat de Nederlander een beetje een papzak geworden is, die zijn individuele bestaan te onbekommerd door invloeden van buiten laat bepalen, omdat hij of zij zich te weinig bewust is van zijn eigen identiteit, dan zou zij wel eens gelijk kunnen hebben. Nederlanders zijn daarin te naïef. Ze denken te gauw dat voor elk probleem een pragmatische oplossing de beste is.
Integratie
Had men bijvoorbeeld even nagedacht over de identiteit van de mensen die men hier binnenhaalde om het vuile werk op te knappen, dan had men toen waarschijnlijk gezegd: liever wat duurdere krachten uit Portugal, dan de goedkoopste uit de Sahel. Maar omdat we het belang van onze eigen identiteit niet inzagen, konden we ook de problemen niet zien aankomen, die we daarmee op onze hals haalden. Luxemburg heeft dat heel wat slimmer aangepakt en alleen mensen gevraagd uit de Europese cultuurkring.
Het integreren van al te grote verschillen van culturele identiteit is zo niet onmogelijk, dan in elk geval een kwestie van zeer lange adem. Ofschoon iedereen weet dat ’integratie’ in Amerika de vorm van complete apartheid gekregen heeft, blijven onze bestuurders geloven in de naïeve leer van de ”melting pot”. Maar, zoals Frank Ankersmit onlangs schreef in Trouw: rassen kunnen integreren, culturen niet. Cultuur en identiteit zijn zo verweven, dat alleen kleine verschillen langzaam geïntegreerd kunnen worden. Het alternatief is een verlies van identiteit en dat is nog nooit iemand goed bekomen: men heeft dan de keuze tussen papzak of schizofreen.
Daarom is het zo belangrijk dat we tenminste proberen de onveranderlijke principes van de democratie, waarin we feitelijk allemaal samenleven, voor onszelf weer zo duidelijk voor ogen te krijgen dat we tenminste in staat zijn die principes bij onze inzet voor de integratie van verre culturen bespreekbaar te maken als tot het wezen van de democratie behorend. Het advies van de RMO laat juist op dit punt te wensen over. Maar daarvoor moet de wetenschap ook eerst eens ophouden voortdurend tegen dat wezensdenken te schoppen. Zij hoeft het niet te aanvaarden, maar zal het moeten leren respecteren als iets van werkelijkheidswaarde, in het belang van het land en zijn uitzonderlijk moeilijke integratieproblemen.
De auteur is directeur van het Rudolf von Laun Instituut in Deventer.