Weerzien met Remi en Rozemarijntje
Mede Titel: ”Van Arendsoog en Joop ter Heul”
Auteur: Janneke van der Veer
Uitgeverij: Terra Lannoo, Arnhem, 2007
ISBN 978 90 5897 738 0
Pagina’s: 144
Prijs: € 24,95.
Wie nog niet weet welk een wereld vol weemoed er bij het weerzien van een jeugdboek soms opengaat, zou eens langs kunnen gaan bij de Stichting ’t Oude Kinderboek in Zutphen. Of de nieuwe uitgave ”Van Arendsoog en Joop ter Heul” ter hand kunnen nemen. Daarin bundelde Janneke van der Veer tal van titels die bij velen goede herinneringen boven brengen. De oudste omslagen van ”Alleen op de wereld”; één van de eerste versies van ”De vijf”; ”Dik Trom” achterstevoren op z’n ezel; prachtige bandjes van ”Schoolidyllen”; de beren Bruun, Poeh en Paddington… lezers en kijkers vinden ze -wellicht na járen- terug in ”Van Arendsoog en Joop ter Heul”. Voor dit zorgvuldig uitgevoerde boek zocht Janneke van der Veer (Tolbert, 1953) zo’n 450 beroemde en minder beroemde klassiekers bij elkaar die tussen 1900 en 1970 door kinderen gelezen werden.
Mandje pruimen
Het idee kwam van uitgeverij Terra Lannoo, die in een nostalgische reeks een uitgave over oude kinderboeken helemaal vond passen. Terecht, zegt Janneke van der Veer uit Schalkhaar. „Andere delen gaan over de jaren ’50, over grootmoeders tijd of over het rijke roomse leven. Jeugdboeken horen daar ook bij. Vrijwel iedereen is wel eens onder de indruk geweest van een kinderboek, al was het maar tijdens het voorlezen op school. Het weerzien van zo’n boek en het herlezen ervan brengt vaak mooie herinneringen met zich mee. Mensen raken bovendien geboeid door de sfeer van vroeger, de veiligheid die ze daarbij ervaren. Dat blijkt belangrijk te zijn in deze jachtige tijd. Je ziet dat op veel vlakken, maar bij uitstek op het gebied van kinderboeken. En -een stapje verder- je krijgt via kinderboeken ook een fantastisch beeld van hoe men vroeger dacht en deed.”
Van der Veer is cultuurwetenschapper, afgestudeerd op de kinderpoëzie van Han G. Hoekstra (1906-1988), ze is hoofdredacteur van het blad Boekenpost en bestuurslid van Stichting ’t Oude Kinderboek in Zutphen, waar zo’n 16.000 titels beheerd en gratis uitgeleend worden.
Naast haar stoel ligt Tonke Dragts ”Geheimen van het Wilde Woud”. Op een kastje prijkt een artistiek mandje met pruimen: de Hieronymus van Alphenprijs, die ze vorig jaar toegekend kreeg vanwege haar inzet voor het oude kinderboek.
Boeken waren vanaf het begin bepalend in haar leven, vertelt ze. „Mijn moeder was een enorme lezer. Ze las ons veel voor. Mijn vader trouwens ook. Ik kon lezen voordat ik naar school ging. Als ik bij mijn vriendinnetje had gespeeld en mijn moeder vroeg wat we gedaan hadden, zei ik: „Gelezen.” Dan hadden we dus de hele middag met een boek gezeten! Ik was niet zo’n speelkind…”
Dikkertje Dap
Ze schuift een pocket van Annie M. G. Schmidt naar voren. ”Dikkertje Dap” „Dit was één van mijn eerste boeken. Ik las álles: versjes, sprookjes, reclameboekjes die je bij de boodschappen kreeg… Een bibliotheek was er bij ons nog niet, maar ik leende wel van vriendinnetjes, en later kwam de bibliobus. Met verjaardagen en sinterklaas kregen mijn broer en ik boeken. En ook als we naar de tandarts waren geweest of er was iets anders zieligs. Hoewel het geld niet bij ons binnenstroomde, waren er altijd boeken.
Het kinderboek heeft me nooit losgelaten, ook tijdens mijn middelbareschooltijd niet. Ik werd aanvankelijk beroepskeuzeadviseur, maar heb de jeugdliteratuur altijd een beetje bijgehouden.
Omdat ik zo van lezen en taal hield, volgde ik de opleiding MO-A Nederlands. Toen we zelf kinderen kregen, ging ik me er nog meer in verdiepen. Op een gegeven moment ben ik redigeerwerk voor de Antiek- & Verzamelkrant gaan doen. Toen we een ”special” over boeken hadden gemaakt, bleek dat er ruimte was voor een tweemaandelijks blad over antiquarische boeken. Zo ontstond Boekenpost, waarvan ik vanaf het begin hoofdredacteur ben geweest.”
Winterverhalen
Toen uitgeverij Terra Lannoo bij de Stichting ’t Oude Kinderboek aanklopte, lag het min of meer voor de hand dat Van der Veer de klus voor haar rekening nam. „Samen met vrijwilligers van de stichting heb ik 65 thema’s bedacht, aan de hand waarvan het boek moest worden ingedeeld. De mensen van de stichting zochten daar titels bij. Dozen vol boeken werden vervolgens hiernaartoe gebracht. Onze zoons zijn alle drie het huis uit en dat kwam goed uit. We hebben de dozen op hun kamers gezet en ik haalde er elke dag eentje naar beneden. Dan ging ik met een thema aan de slag. Eerst keek ik of de belangrijkste titels erbij zaten. Als je bijvoorbeeld het thema ”Winterverhalen” hebt, weet je gewoon dat je niet om ”De kinderen van de grote fjeld” van Laura Fitinghof of ”De zilveren schaatsen” van Mary Mapes Dodge heen kunt.
In veel gevallen zijn er verschillende omslagen verschenen. Elke generatie had zijn eigen ”Rozemarijntje”. En bij ”Alleen op de wereld” hebben een heleboel mensen herinneringen aan hun eigen omslag. Ik heb geprobeerd daar rekening mee te houden.”
In ”Van Arendsoog en Joop ter Heul” krijgt elk thema twee rijk geïllustreerde pagina’s. Dat thema kan zowel een auteur of illustrator betreffen als een genre of zelfs één titel. Zo heeft Sanne van Havelte een eigen hoofdstuk, maar ook Hans Borrebach, de Gouden Boekjes en ”Schoolidyllen”. Telkens laat Van der Veer daarbij zo’n vijf tot acht titels zien, die ze kort toelicht. Bij sommige boeken zegt ze iets over de inhoud, bij andere iets over de auteur of de tekeningen.
Die manier van selecteren lijkt een beetje arbitrair?
„Over wat er wel of niet in staat, kun je discussiëren. Ik ben vooral intuïtief te werk gegaan, al heb ik wel gekeken naar populariteit en naar beschikbaarheid. Dick Bruna had er bijvoorbeeld ook in gekund. Maar wij hebben gekozen voor boeken uit de periode 1900 tot 1970 en zijn echte succes kwam eigenlijk pas daarna. Annie M. G. Schmidt heeft evenmin een eigen hoofdstuk gekregen. ”Pluk” verscheen in 1971, maar ”Jip en Janneke” en ”Abeltje” waren er in 1970 al wel, dus het had gekund. Toch heb ik besloten geen thema aan haar te wijden. Zij komt ter sprake bij de versjes, de kabouters, de duo’s. Eén boek had er echt in gemoeten. ”De scheepsjongens van Bontekoe” van Johan Fabricius is aan onze aandacht ontglipt.”
Er bestaat al veel op dit terrein. Wat voegt uw boek toe?
„Dit is voor een andere doelgroep. Het is geen wetenschappelijke studie. Het gaat vooral om de nostalgie.”
Vanwaar de periode 1900-1970? Had u ook bij Hieronymus van Alphen kunnen beginnen?
„Dan had ik zo veel boeken moeten opnemen, dat was niet te doen. Bovendien moest dit echt een boek zijn voor mensen van nu. De doelgroep bestond uit mensen die voor 1965 geboren zijn. Overigens merk ik inmiddels wel dat een heleboel lezers die later geboren zijn, er ook veel in herkennen. De vriendin van onze oudste zoon is 21, maar ze houdt van lezen en wijst allemaal boeken aan die zij ook nog kent.”
Welke titels in dit boek brengen bij uzelf goede jeugdherinneringen boven?
„”Schoolidyllen” is mijn favoriet. Dat lees ik één keer per jaar. De schrijfster, Top Naeff, was gek van Louise Alcott. Ze dacht: Wat zij kan, kan ik ook. En dus ging ze elke dag een aantal pagina’s schrijven. Zo’n meisjesboek stelde weinig voor, vond zij. Ze schreef veel toneelkritieken en romans voor volwassenen. Dat was in haar ogen het echte werk. Dit deed ze er even bij, maar het werd wel een klassieker! Verder heb ik ”Joop ter Heul” altijd heel erg leuk gevonden en Han G. Hoekstra houd ik natuurlijk ook bij. Net als Annie M. G. Schmidt en Tonke Dragt.”
Wie ”Van Arendsoog en Joop ter Heul” doorbladert, kan niet alleen een feestje van herkenning vieren, maar doet ook allerlei leuke wetenswaardigheidjes op. Dat Karl May vanwege allerlei vormen van criminaliteit nogal eens in de cel zat, bijvoorbeeld. Dat James Fenimore Cooper, auteur van ”De laatste der Mohikanen”, wordt beschouwd als de grondlegger van Indianenverhalen. En dat onderwijzer Joh. C. Kieviet er pas bij de vijfde uitgever in slaagde zijn Dik Trom onder te brengen!