De kwestie speelt volgens de rechtbank tegen de achtergrond van een al jaren woedende richtingenstrijd op de school. Een deel van de ouders is voorstander van een behoudende, reformatorische, koers. Een andere groep wil juist een bredere grondslag.De laatste groep wendde zich vorig jaar tot de onderwijsinspectie met klachten over de sociale veiligheid op school en de kwaliteit van het onderwijs. Na overleg tussen onder meer het ministerie van Onderwijs en de commissaris van de Koningin, trad op 10 april van dit jaar een interim-bestuur aan, geleid door mr. J. W. Voorwinden van de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS). Dat bestuur zou orde op zaken moeten stellen en stuurde aan op het vertrek van de directeur.

Hoewel de rechtbank de indruk heeft dat het interim-bestuur naar eer en geweten heeft gehandeld, is het desondanks „te snel” geweest met het ontslaan van de directeur. Uit rapporten van de onderwijsinspectie blijkt onvoldoende dat er sprake is van „aanmerkelijk disfunctioneren” van de directeur, aldus de rechtbank.

In het vonnis zegt de kantonrechter dat de directeur onvoldoende gewezen is op „punten waar zijn functioneren verbetering behoeft”; bovendien heeft hij onvoldoende tijd gehad om zijn functioneren te verbeteren. De rechtbank wijst erop dat het bestuur al binnen anderhalve maand na zijn aantreden de directeur de wacht aanzegde.

De kantonrechter meent dat als gevolg van de richtingenstrijd op de school de verhoudingen al flink gepolariseerd waren voor het aantreden van de directeur in 2004. „Het kan de directeur niet verweten worden dat hij in ruim twee jaar tijd een zich al tientallen jaren voortslepend religieus getint conflict niet weet op te lossen. Het is ook niet realistisch om te veronderstellen dat een nieuwe directeur de richtingenstrijd op de school wel kan oplossen.” En: „Daarbij geldt dat er reeds vóór het aantreden van de directeur sprake was van verdeeldheid onder het personeel.”