Opinie

Ds. Kersten ambivalent tegenover Joden

De stelling dat ds. G. H. Kersten soms antisemitisch handelde, is geen evenwichtige weergave van de feiten, stelden Jan-Dirk Nijsink en Jan Kloosterman in reactie op de scriptie van Herman van Beek (RD van 17 september). Herman van Beek reageert op hun kritiek.

27 September 2007 11:30Gewijzigd op 14 November 2020 05:08
„Ds. Kersten was ook fel tegen de Joodse bedrijven, zoals Jürgens en Van den Bergh (nu Unilever). Hij klaagde dat zij de Nederlandse boter verdrongen, alsof deze Joodse zakenmensen geen Nederlanders waren.” Foto Spaarnestad
„Ds. Kersten was ook fel tegen de Joodse bedrijven, zoals Jürgens en Van den Bergh (nu Unilever). Hij klaagde dat zij de Nederlandse boter verdrongen, alsof deze Joodse zakenmensen geen Nederlanders waren.” Foto Spaarnestad

Nijsink en Kloosterman wijzen in hun reactie op mijn scriptie ”De houding van ds. G. H. Kersten als leider van de SGP tegenover de Joden” op het belang van het plaatsen van uitlatingen en daden van mensen in de betreffende historische context. Voor zover die al beoordeeld mogen en kunnen worden, dan alleen vanuit de tijd en omstandigheden van dat moment. Daarom heb ik in mijn scriptie de geschiedenis van de SGP en de periode rond en tijdens de Tweede Wereldoorlog uitgebreid beschreven. Ook heb ik beschreven wat andere schrijvers geschreven hebben over de SGP, over ds. G. H. Kersten en over het nationaalsocialisme. Vooral de persoon van ds. Kersten heb ik in zijn context willen plaatsten. Recht doen aan mensen en de historie houdt echter ook in het eerlijk durven benoemen van de sterke en de zwakke kanten van mensen.Bronnen
In mijn scriptie heb ik onderzoek gedaan naar de houding van ds. Kersten tegenover de Joden. Ik heb daarvoor twee soorten bronnen geraadpleegd: wat anderen hebben gezegd over deze houding en uiteraard de uitspraken van ds. Kersten zelf. Als voorbeelden van de eerste soort bronnen noem ik J. J. B. Stap, die zegt dat ds. Kersten „uiting geeft aan religieus getint antisemitisme”, terwijl dr. W. Fieret spreekt over „een neiging tot antisemitisme.”

Meer directe informatie is uiteraard te vinden in uitspraken van ds. Kersten zelf. Daaruit blijkt dat ds. Kersten een ambivalente houding had tegenover de Joden. Ik noem hier slechts enkele voorbeelden uit mijn scriptie, waarin er meer te vinden zijn.

Aan de ene kant keurt ds. Kersten Jodenhaat scherp af. Zo schreef hij in De Banier: „Gods Woord geeft geen ruimte voor Jodenhaat. Paulus zou het niet goedkeuren zoals er nu in Duitsland met de Joden wordt omgegaan. De aanbidders van bloed en ras moeten van Paulus niets hebben.” In de Tweede Kamer keurde ds. Kersten de Jodenhaat scherp af: „Niemand kon de Joden straffeloos vervolgen. Hun voortbestaan is in de Schrift verzekerd. Wie het dan ook waagt de hand te slaan aan het bestaan der Joden, zal ervaren, dat God over het nageslacht van Abraham waakt.” In de conclusie van mijn scriptie heb ik dan ook aangegeven dat ds. Kersten op theologische wijze bewogen blijft met het lot van de Joden.

Negatief
Daartegenover staat dat ds. Kersten vooral op economisch en politiek gebied zich ook negatief kon uitlaten over de Joden. Zo zei hij in de Tweede Kamer: „Zij hebben niet alleen de macht, maar de Joden eigenen zich ook het kapitaal toe, dat zij beheersen; de pers die zij in handen nemen (…) doch de vrijmetselarij (…) en het communisme, dat in de Joden ontzaglijke macht heeft, noopt meermalen om tegen hen positie te kiezen.” Hij verwees daarbij met instemming naar de „zeer scherpe artikelen” van Abraham Kuyper tegen de Joden.” Ds. Kersten was ook fel tegen de Joodse bedrijven, zoals Jürgens & Van den Bergh (nu Unilever). Hij klaagde dat zij de Nederlandse boter verdrongen, alsof deze Joodse zakenmensen geen Nederlanders waren.

Naar aanleiding van dergelijke uitspraken ben ik gekomen tot de conclusie dat ds. Kersten sóms antisemitisch handelde en dan in het bijzonder op politiek en economisch terrein. Met nadruk wijs ik op die formulering: ik stel dus zeer nadrukkelijk níét dat hij antisemitisch wás.

Protesttelegram
Dan nog de kwestie van het protesttelegram. Tijdens de oorlogsjaren hebben de gezamenlijke landelijke kerken veertienmaal schriftelijk geprotesteerd tegen de Jodenvervolging (met name de deportaties). Slechts onder een van die protesten, het telegram van 11 juli 1942, staat de naam van de Gereformeerde Gemeenten. Dit telegram werd verstuurd namens het Interkerkelijk Overleg (IKO), waaraan ds. Kersten en de Gereformeerde Gemeenten nooit hebben willen deelnemen. Ds. Kersten had wel een tijd zitting in de voorloper van het IKO, het Convent der Kerken, dat een protestants karakter had. Het protest van het convent op 5 maart 1941 heeft ds. Kersten echter niet ondertekend. Op het moment dat het convent werd omgezet in het IKO, waarin ook de Rooms-Katholieke Kerk participeerde, haakte ds. Kersten af (5 januari 1942). Hij vond het een „vervloekte afgoderij” om samen met een roomse priester aan één tafel te zitten. Ook meende hij dat de protesten tegen de Jodenvervolgingen te zwaar waren aangezet.

Waarom staat de naam van de Gereformeerde Gemeenten dan toch onder het telegram van 11 juli 1942? Dat is niet helemaal duidelijk. Wellicht heeft het IKO de suggestie willen wekken van een zo breed mogelijk draagvlak. Nader onderzoek zou dit moeten verhelderen.

Scholenbond
Ten slotte noem ik nog een gebeurtenis die ik in mijn scriptie heb beschreven. In september 1941 moesten de scholen opgave doen van het aantal Joodse kinderen dat hun scholen bezocht. Ds. Kersten adviseerde in een brief namens de Scholenbond (nu VGS) de scholen om de bezetter hierin te gehoorzamen. Ds. R. Kok was het daarmee niet eens, en dat leverde een controverse op, zodat de ’Kokse’ school uit de Scholenbond werd gezet. Het Joodse meisje Mirjam de Groot is op deze school gebleven.

Het soort antisemitische uitingen dat ds. Kersten deed, was waarneembaar binnen de hele bevolking (bewust of onbewust). Zijn de SGP, de VGS en andere geledingen gebaat bij ontkenning van de historische weergave van de feiten? Er zal alleen sprake zijn van een verwerken van het verleden als er recht wordt gedaan aan de geschiedenis. De erkenning daarvan zal groei en ontwikkeling geven.

De auteur is leraar godsdienst op het Wartburg College in Rotterdam en docent praktijk & begeleiding aan de Christelijke Hogeschool Ede.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer