„Shoppen zal toenemen, maar instituut blijft”
UTRECHT - De kerk krijgt steeds meer vloeiende vormen en het grazen en shoppen zal toenemen, verwacht prof. dr. H. de Roest. „Maar mensen kunnen niet zonder de duidelijke plek in de wijk en zonder een kerkgebouw.”

Prof. De Roest, hoogleraar praktische theologie bij de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Leiden en Utrecht, is een van de auteurs van ”Levend Lichaam”, een nieuw handboek over kerkopbouw, dat morgen wordt gepresenteerd. Het boek is tot stand gekomen in een samenwerkingsproject van vijf praktisch theologen, verbonden aan vijf verschillende theologische opleidingen (Utrecht, Tilburg, Leiden, Kampen en Amsterdam).”Levend lichaam” is te zien als een opvolger van het boek van Jan Hendriks, ”Een vitale en aantrekkelijke gemeente”, dat zes drukken kende. Dat boek is verouderd, zegt prof. De Roest. Het nieuwe handboek bewijst dat: talrijke actuele ontwikkelingen rond het kerk-zijn in deze tijd zijn uitvoerig in kaart gebracht.
De opzet van het handboek is ook nieuw. Uitgangspunt voor de auteurs is de „levenscyclus” van geloofsgemeenschappen. Net als elk mens heeft ook iedere geloofsgemeenschap een eigen levenscyclus: opgaan, blinken en verzinken. In kerkopbouwtaal: kerkplanting, groei, continuïteit, revitalisering en kerksluiting.
Elke fase in de levenscyclus kent zijn eigen spanningsvelden, waarmee pastores en opbouwwerkers in de praktijk worden geconfronteerd. Door het hele boek heen werken de auteurs telkens met vier perspectieven: context, identiteit en cultuur, structuur en middelen en leiding. Naast de levenscyclusbenadering is er in het slothoofdstuk uitvoerig aandacht voor „vloeibare” vormen van kerk-zijn.
Volgens prof. De Roest is de levenscyclus een goed instrumentarium om in kaart te brengen hoe een kerk ontstaat, groeit, nieuwe vitaliteit vindt, een al dan niet stille dood sterft en daarna mogelijk een doorstart maakt. „Goed, niet iedere gemeente of kerk sterft, maar de kerkgeschiedenis laat toch een gaan en komen van kerken zien”, aldus de praktisch theoloog.
Kerkplanting
Kerkplanting is in, maar binnen de gevestigde kerken is het geen speerpunt, zo constateert prof. De Roest. Dit in tegenstelling tot Zuid-Korea, waar het gebruikelijk is dat een student theologie een eigen gemeente sticht. In Indonesië is afstuderen zelfs alleen mogelijk als een student een gemeente heeft gesticht van minimaal dertig leden.
Toch is er binnen de anglicaanse traditie wel weer belangstelling voor, stelt de hoogleraar. Ook in protestantse kerken in Nederland is er meer interesse voor kerkplanting. „Voorheen werd het stichten van nieuwe gemeenten door de kerkorde verhinderd. Men kon niet naast een wijkgemeente een andere gemeente stichten. Door allerlei vernieuwingsbewegingen gaan de ogen echter open voor een meer missionaire communicatie. Dat vraagt om nieuwe kerkvormen. Mensen willen uitkomen voor hun geloof. Degenen die blijven, willen zich ook meer verdiepen in het geloof.”
Het handboek constateert dat kerk-zijn losraakt van vaste patronen en klassieke structuren. Het gebouw wijkt terug ten gunste van activiteiten, „tijdelijke processen” zijn belangrijker dan „permanente structuren.” Er is veel aandacht voor de individuele mens.
Prof. De Roest ziet een tendens van volkskerk als instituut naar een vrijwilligerskerk, naar meer „vloeiende vormen” van kerk-zijn. „Het is heel goed mogelijk dat in de toekomst steeds meer kerken gesloten worden. Maar tegelijkertijd dienen zich allerlei initiatieven en vernieuwingsbewegingen aan die de kerk met succes revitaliseren. Deze vinden breed in de kerken plaats.”
Huisgemeenten met een grote nadruk op persoonlijk contact zijn wellicht kerkvormen van de toekomst, suggereert prof. De Roest, maar we moeten ons daarin niet vergissen. „In de samenleving blijft behoefte bestaan aan grote verbanden, aan de kerk als moreel baken. Mensen moeten een beroep op ambtsdragers kunnen doen in de crises van het leven. De sociologie leert dat het niet zonder instituten kan. Ook moet de kerk zicht blijven houden op de randleden. De kerk mag geen burcht zijn, maar dient altijd een openheid te behouden naar deze zogenaamde „liefhebbers van de christelijke religie”, zoals ze in de zestiende eeuw genoemd werden.”
De hoogleraar ziet een blijvende rol weggelegd voor het kerkgebouw in de wijk. „De oude geografische gemeente is zeker niet achterhaald ten gunste van de zogenaamde mentaliteitsgemeente. Mensen hebben behoefte aan een kerkelijke ruimte in de eigen wijk en willen niet naar een gebouw kilometers verderop. Wel is het zo dat het kerkgebouw niet samenvalt met de geloofsgemeenschap. Als het kerkgebouw gesloten wordt, sterft de geloofsgemeenschap niet. Die kan heel goed op een andere manier verdergaan. Ons boek laat allerlei mogelijkheden zien.”
Welke kerk heeft de meeste overlevingskans? Volgens prof. De Roest is dat de kerk met een duidelijke identiteit, bestaande uit mensen met toewijding. Dat hoeven niet per se conservatieve kerken te zijn. „Uit Amerikaanse onderzoeken blijkt dat deze kerken vooral natuurlijke aanwas hebben door de relatief grote gezinnen. Van groter belang voor de kerk is een duidelijke visie en het feit dat geloof er werkelijk toe doet in het dagelijkse leven. Wat een gemeenschap aantrekkelijk en vitaal maakt, is dat men zich gewaardeerd en gekend weet.
Bovendien, geloofsopbouw is de absolute voorwaarde voor kerkopbouw. De gemeente vernieuwt pas werkelijk als zij weer in contact komt met de Bron.”
Breed
Het boek gaat uit van een brede interpretatie van het begrip kerk: feitelijk valt elke gemeenschap eronder die zegt „van de Heer” te zijn. Prof. De Roest: „De kerk wordt op twee manieren gezien: als organisatie en als geloofsgemeenschap. Aan de ene kant is de kerk een gewone organisatie die te beschrijven is met sociaalpsychologische categorieën, aan de andere kant is zij een geloofsgemeenschap, geworteld in de Geest van Jezus Christus.”
Veel kerken sluiten hun deuren. Er zijn volgens prof. De Roest schattingen van kerkrentmeesters dat de Protestantse Kerk in de periode 2007-2050 bij ongewijzigd beleid maar liefst 90 procent van haar gebouwen moet afstoten. Gemeenten zijn volgens hem slecht voorbereid om met het ’stervensproces’ van een kerksluiting om te gaan. Hij ontdekte dat er zelfs geen literatuur over te vinden was.
Hoe is neergang te keren? Prof. De Roest: „Tegenwoordig worden alle kaarten gezet op schaalvergroting en fusie. Daar ben ik tegenstander van. Landelijk is het goed om te fuseren, maar als het gaat om de lokale gemeente adviseer ik eerder om te splitsen dan te vergroten. Het Bijbelse beeld van een gemeente is dat er maximaal veertig mensen bijeenkomen.”
Daar is ook de ethiek van de Bijbelse gemeente op gericht, aldus prof. De Roest. „Als één lid lijdt, lijden allen mee, maar hoe kan dat in een gemeente van 700 leden? Ook hoeft een kerk niet altijd groot en sterk te zijn. De Bijbel laat de kerk juist zien in een kleine en zwakke gestalte.”