Bevrijdingstheologie met een grote B
De Zuid-Afrikaan Chr. Pauw nam deze maand bij zijn promotie enige distantie in acht ten aanzien van bevrijdingstheologie. Toen ds. I. Bakker in juli afscheid nam als algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland, had ze er echter goede woorden voor. Ook een gereformeerd gelovige is trouwens -als het goed is- aanhanger van Bevrijdingstheologie. Van de Bevrijdingstheologie met een grote B.
Ds. Bakker toonde in een interview met deze krant te weten dat voor orthodoxe gereformeerden bevrijdingstheologie klinkt als eenzijdige politieke gerichtheid. Zelf koestert zij echter sympathie voor bevrijdingstheologie: „Bekering tot God is nodig, maar mag gepaard gaan met inzet voor een menswaardig bestaan voor alle mensen.” Toch dragen die woorden feitelijk een enigszins verhullend karakter.Bevrijdingstheologie is immers veel meer dan wat simpelweg valt af te leiden uit een enkel zinnetje of woord. Het is goed eerst te kijken hoe het fenomeen zich -globaal gesproken- manifesteert. Dan kijk ik naar de wortels van de bevrijdingstheologie. Is er sprake van relaties met West-Europees theologisch denken? En hoewel er veel mis is in de wereld, zet ik ten slotte toch een paar tegenargumenten op een rij.
Actualiteit
Eerst de vraag naar de manier waarop bevrijdingstheologie zich manifesteert. Soms vechten christenen die deze visie als uitgangspunt koesteren mee in de beweging van guerrilla’s FARC (Revolutionary Armed Forces of Colombia). De FARC telt duizenden gewapende strijders. De beweging kwam pas in het nieuws toen de Colombiaanse krant El Tiempo publiceerde dat zich de jonge Tanja Nijmeijer erbij had aangesloten.
Een ander voorbeeld. Radicale rooms-katholieke priesters voegden zich -in de context van de mensonwaardige situaties in Latijns-Amerika- in de jaren ’80 van de vorige eeuw bij de FSLN (Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront). Drie priesters die te boek stonden als geschoolde bevrijdingstheologen traden toe tot de sandinistische junta met marxistische en gematigder sociaaldemocratische aspecten.
Ik leg geen verdere relaties naar de actualiteit. De aanhang voor bevrijdingstheologie lijkt in Europa en Noord-Amerika tegenwoordig enigszins geslonken. Daarom valt het op dat Bakker er nog een goed woord voor doet. Maar in Latijns-Amerika speelt die theologie nog steeds een rol van betekenis. En communistische groepen in Zuid-Amerika kunnen nog altijd rekenen op sympathie van bevrijdingstheologen.
Genitieftheologieën
Waar liggen de wortels van bevrijdingstheologie? Er bestaat theologie in soorten. Zo spreken mensen over de theologie van de opstanding (W. Künneth) en de theologia crucis (M. Luther). Het is niet erg als theologen beogen het geheel van de aan Gods Woord ontleende gezichtspunten samen te voegen en te vatten. Als er maar sprake is van een zich onderwerpen aan Gods Zelfopenbaring in de Bijbel.
Indien theologie zich ontwikkelt in relatie tot Schriftkritiek, ontstaat er echter zomaar een ’optocht’ van genitieftheologieën. Zo groeide de theologie van de paradox (K. Barth), de theologie van de hoop (J. Moltmann), de theologie van de revolutie (R. Shaull) en de theologie van het feminisme. Alles ingegeven door besef van actuele wereldproblemen, al of niet vermeende theologische lacunes, of religieuze modes.
Zo kreeg de bevrijdingstheologie voor het eerst in 1968 handen en voeten tijdens de conferentie van bisschoppen te Medellin in Colombia. Daar groeide theologisch verzet tegen het fiasco van ontwikkelingsprogramma’s en tegen militaire dictaturen. Mensen van het laagste niveau voelden zich zeer onmondig. Dat vroeg om een antwoord. Priester Gustavo Gutierrez had een gewichtige rol bij de beraadslagingen.
In 1972 schreef Gutierrez zijn ”Teologia de la liberacion, Perspectivas”. Het heet een handboek van de bevrijdingstheologie. De theoloog combineerde zijn werk aan de universiteit van Lima met pastoraat in een sloppenwijk. Dat werd tot ”theologiseren in context”. Uit die combinatie ontstond een nieuw theologisch stramien, waarvan de bedoeling was dat zij het volk zou bereiken en de samenleving zou veranderen.
Hermeneutiek
„Wij hebben te maken met een politieke hermeneutiek van het Evangelie”, aldus de ’vader’ van de bevrijdingstheologie. Hermeneutiek betreft de methode van het uitleggen en verklaren van de Bijbel. Gutierrez onderbouwt zijn stelling door te verwijzen naar een artikel van Moltmann uit 1968 met als titel ”Toward a political hermeneutic of the Gospel”. In feite maakte hij de Heere Jezus tot een politiek figuur.
De bevrijdingstheologie vormt dus niet zomaar een aanvulling van een theologisch hiaat. De aanhangers stellen voluit dat het begrip bevrijding de hele theologie dient te beheersen. Alle theologie, in de Bijbel en daarbuiten zou als hoofdgedachte en boodschap moeten hebben: bevrijding. Bevrijdingstheologen beroepen zich daarbij vooral op oudtestamentische gegevens. Bij voorbeeld op de exodusgedachte.
De armen heten bij Gutierrez „Gods volk.” Dat bracht destijds de Argentijnse bisschop Pagura ertoe te zeggen „dat de armen ons heden evangeliseren.” Hij bedoelde: Armen stellen rijken hun zonden voor ogen. Zonde is geen onrecht van de mens tegenover God; zonde wordt een kwaad dat de ene mens de andere aandoet. Armoe fungeert als rechtsbron. De armen krijgen rechten vanwege hun armoede.
Verbanden
De ontwikkelingen in Latijns-Amerika staan niet op zichzelf. Ook in West-Europa verschoof het uitgangspunt van Bijbels denken naar de mens. Moderne en eigentijdse theologie biedt voor deze optie voldoende aanknopingspunten en basis. De Engelse bisschop J. A. T. Robinson keerde zich evenals de Duitser P. Tillich tegen de traditionele christelijke Godsleer. De Duitse theoloog D. Sölle niet minder.
Ook Sölle sprake over politieke hermeneutiek. Zij kwam tot maatschappijkritische ”politische Theologie”. Die stelt zich in dienst van de emancipatie en de bevrijding van de mens. Daarbij nam zij het motief ”God is dood” van Nietzsche over. In een blasfemische herdichting van Psalm 150 schreef zij: „Looft God als de minste mens, ieder ogenblik bedreigd, leven dat geen aandacht krijgt.” Zij maakte de arme tot God.
Sölle sympathiseerde bijzonder met de bevrijdingstheologie. Haar apostolicum begon als volgt: „Ich glaube an gott der die Welt nicht fertig geschaffen hat.” Ik durf de Duitse dame niet verder te citeren. Abonnees van het Reformatorisch Dagblad zouden denken dat ik tot de categorie godslasteraars behoor. Aangrijpend is echter te lezen hoe Sölle Gods Woord manipuleert. Die typering vind ik correct: manipulatie.
Uit zich over de oceaan uitstrekkende relaties valt mede te verklaren dat James H. Cone als representant van de zwarte theologie zei dat hij „weigert een voorstelling aan te nemen omtrent God, die het lijden van zwarten uit Gods wil verklaart. Als God deze wereld schiep, waarin zwarte mensen moeten lijden en wanneer Hij een God is, die deze wereld regeert, bestuurt en heiligt, dan is Hij een moordenaar.”
Voor Cone betekende eschatologie het verwerkelijken van humanisering van de mens, hoop op recht, socialisering van de mensheid, vrede voor de gehele schepping. Terwijl Gutierrez schreef: „Wat werkelijk van belang is, is de bevrijding van de massa. Pas daarna komt de theologie.” Ook hij neemt de problematiek van de armen, de uitgebuite proletariërs aan de rand van de maatschappij, als uitgangspunt.
„De zwarten zijn niet meer bereid de andere wang tot te keren. Ze zijn integendeel bereid het geweer te richten”, schreef Cone. De ’vader’ van de bevrijdingstheologie, Gutierrez, zei dat er in Latijns-Amerika sprake was van „geïnstitutionaliseerd geweld.” Hij aanvaardde de actie van tegengeweld. En hij was van mening dat hij op die manier niet verviel in een moraal van twee maten en twee gewichten.
Reacties
Tal van theologen ging dit te ver. Dr. H. Berkhof krijgt meestal een plek in de middenorthodoxie. Maar hij kon niet mee in het denken dat één kernwoord allesbeheersend boven de Schrift plaatste. Berkhof: Het goed gereformeerd, hermeneutisch principe dat de Schrift haar eigen uitlegger is, staat haaks op de gedachte van contextuele theologie die uitgangspunt neemt voor de Bijbeluitleg in de actuele situatie.
De bevrijdingstheologie geeft blijk van een radicale verschuiving. „Wij typeren die als een verschuiving van het denken van God uit naar dat vanuit de vragende, zoekende, lijdende mens”, schreef J. van Genderen. En de eveneens christelijke gereformeerde ds. H. Last typeerde bevrijdingstheologie als ”een product van westers denken, dat geëxporteerd werd over de hele wereld”.
Als ik zelf wat tegenargumenten betreffende bevrijdingstheologie op een rijtje zet, moet mij eerst van het hart dat -als het goed is- gereformeerden de mening delen dat alles niet alleen draait om de ziel, maar dat ook het lichaam belangrijk is. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit aspect in het verleden soms schromelijk verwaarloosd is. En dat alle godsdienst scheen op te gaan in het verticale.
De mede door het koloniale verleden opgeroepen problemen van armoede hebben te weinig aandacht ontvangen in de missiologie. Te weinig had het van huis uit min of meer West-Europese christendom vaak oog voor sociale en economische aspecten in de derde wereld. Eschatologische publicaties van Hal Lindsey en dergelijken bieden een te simpele ’uitweg’.
Toch geldt tegelijk dat bevrijding in het Oude Testament geen actie is van de mens. Alle nadruk valt op Gods handelen. Het woord bevrijding duidt in Exodus en verder in de Schrift de daad van God, die Israël Zich ten eigendom maakt en het de opdracht geeft Hem als een priesterlijke natie te dienen. Dit verlossend handelen zet de Almachtige voort onder de volken. Dat is pas Bevrijdingstheologie met een grote B.
Bevrijding betreft eerst de zonde, de wet en de dood. De zonde zit niet primair in de structuren, maar in de mens. Hoewel ook structuren zondig kunnen zijn. Bevrijding geldt ook de machten. Maar zij dient nooit enkel en alleen de mens. Bevrijding wil leiden tot nieuwe dienstbaarheid: aan God en Christus. Dat heeft overigens uiteraard ook betekenis voor de grote sociale tegenstelling in de oudheid; die van slaaf of vrije.
Basis
Bevrijding in de Bijbel is meer dan verlossing van maatschappelijke wantoestanden. De psalmdichters behoorden niet per definitie tot de sociaal achtergestelden. Bevrijding is in de Bijbel verlost worden tot een nieuw leven met God, en van daaruit tot een leven in de wereld, zodat de naam van de Verlosser wordt verheerlijkt.
Een christen draagt niet de roeping op basis van een revolutionaire theologie de gevestigde orde omver te werpen. Al is die orde onrechtvaardig en strijdig met Gods geboden. Spoedig genoeg blijkt telkens weer dat de samenleving geen menselijker gezicht krijgt enkel door een onrechtvaardig systeem omver te werpen. Integendeel: het legt de basis voor totalitaire regimes.
Wat is het jammer dat ds. Bakker er niet bij was toen ik vorig jaar Colombia bezocht. In een van die wijken bouwde een Colombiaanse, protestantse hulpverleningsorganisatie een nieuwe school. De ouderen vroegen om een Bijbel. Spontaan begonnen ze op een doordeweekse avond bij elkaar te komen om samen die Bijbel te lezen en te onderzoeken. Er groeide zomaar een kerk. Zo kan het ook. Ik stelde vast hoe het Woord bevrijdt. Zelfs als de machten onderdrukken.