Kerk & religie

Een scherp debater met de tijdgeest

EDE - Geen star, gespleten scholasticus, maar een scherpzinnig theoloog die in debat ging met de theologie en filosofie van zijn tijd. Zo typeert dr. W. J. van Asselt de Utrechtse theoloog Voetius. „Wat de Reformatie deed met grof penseel, deed Voetius met een fijn penseeltje. Daarbij vertolkte hij verrassend actuele zaken.”

K. van der Zwaag
20 September 2007 11:29Gewijzigd op 14 November 2020 05:07
EDE – Dr. W. J. van Asselt: „Voetius wilde op basis van de natuurlijke theologie een debat met de islam aangaan en pleitte voor het oprichten van instituten voor het gesprek met de islam. Hij wilde dat de koran bestudeerd zou worden en dat er geen loze me
EDE – Dr. W. J. van Asselt: „Voetius wilde op basis van de natuurlijke theologie een debat met de islam aangaan en pleitte voor het oprichten van instituten voor het gesprek met de islam. Hij wilde dat de koran bestudeerd zou worden en dat er geen loze me

Dr. Van Asselt, oud-docent kerk- en theologiegeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, schreef een boek over Voetius, in de serie inleidingen met kernteksten, onder redactie van drs. E. G. Hoekstra en dr. R. Kranenborg. Het is uitgegeven door De Groot Goudriaan, Kampen. Van Asselt wil in dit werk aandacht schenken aan „de veelkleurige en vaak verrassend actuele aspecten van Voetius’ werk op het gebied van kerk, samenleving en theologie.”Het opmerkelijke van Voetius is onder meer dat hij de strijd aanbond tegen sociale ongerechtigheid, die hij ontwaarde in de banken van lening en in de woekerrente. „De Nadere Reformatie, waarvan Voetius als een hoofdvertegenwoordiger wordt gezien, geldt als een vroomheidsbeweging die gericht is op het innerlijk en op de ervaring. Uit Voetius’ werkzaamheid blijkt echter hoezeer zijn vroomheid ook een sociaal-maatschappelijke kant had in het opkomen voor de armen.”

Van Asselt heeft meerdere keren gepleit voor een herwaardering van het fenomeen scholastiek, de vorm van theologiebeoefening die door Voetius werd voorgestaan. „Scholastiek is geen dressuur, maar een aspectenanalyse. Het was een methode die iedereen in zijn tijd gebruikte. Zeker, de vorm is ook bepalend voor de inhoud, in die zin dat zij deze op een bepaalde manier stuurt, maar zij perverteert de inhoud zeker niet. De vervaltheorie, die de scholastiek ziet als een ontsporing van de Reformatie en een opmaat voor de Verlichting, is historisch onjuist en miskent de continuïteit tussen Middeleeuwen, Reformatie en humanisme. In Voetius’ tijd wordt gereformeerde theologie academisch en maakt zij gebruik van de gereedschapskist die voorhanden is.”

Van Asselt noemt het ook onjuist om een tegenstelling te creëren tussen scholastiek en spiritualiteit, vroomheid. In dat verband is Voetius wel eens getypeerd als een gespleten mens, wiens praktische en stichtelijke werken een tegenhanger of zelfs een compensatie van het scholastieke werk zouden zijn.

Van Asselt: „De wereld van de spiritualiteit en rationaliteit zijn in onze cultuur van elkaar vervreemd. Voetius meende dat rationaliteit en spiritualiteit elkaar niet alleen verdroegen, maar ook stimuleerden. Er is geen tegenstelling tussen het rationele en het emotionele, tussen mystiek en rationaliteit. Voetius was de voorman van de Nadere Reformatie, maar tegelijkertijd een van de vooraanstaande gereformeerde scholastici.”

Godsleer
De theologie zoals Voetius die voorstond, is geen abstracte leer over God, noch een abstracte besluitenleer, of een even abstracte predestinatieleer, vindt Van Asselt. „Hij zet in met het getuigenis van de Schrift als kengrond van elke theologische uitspraak. Hij volgt vooral de augustijns-franciscaanse traditie, die grote nadruk legde op de sleutelrol van Gods wilsdaden. Alle besluiten van God hebben de drie-enige God als subject. In zijn eigenschappenleer wil Voetius tot uitdrukking brengen dat God geen onpersoonlijke kracht, geen blinde natuurwet, geen noodlot, geen hoge gedachte of een verheven gevoel is, maar een Persoon, Die in volkomen vrijheid en vanuit het diepste van Zijn wezen een relatie met ons aangaat. In vrijheid heeft Hij ons lief en heeft Hij Zijn Zoon gezonden en Zijn Geest uitgestort. Liefde die afgedwongen wordt, houdt op liefde te zijn.”

Ten aanzien van de verzoening staat Voetius voluit in de lijn van Dordt, maar hij is tegelijkertijd ook breder. De middeleeuwse theoloog Petrus Lombardus stelde dat het offer van Christus genoegzaam, sufficiënter, was voor alle mensen, maar dat dit offer alleen werkzaam was, efficiënter, voor de uitverkorenen. Volgens Voetius is de genoegzaamheid van het offer van Christus in potentie toereikend voor alle mensen, indien God dat gewild zou hebben. „Potentieel genoegzaam voor alle mensen betekent in dit verband dat God ook had kunnen besluiten aan Christus’ gehoorzaamheid en dood de verdienste toe te kennen dat allen daardoor behouden zouden worden. Wanneer echter de verdienste van Christus bezien wordt vanuit de actuele werkelijkheid van Gods besluit, beperkt zij zich tot de uitverkorenen.”

Het is volgens Van Asselt verrassend om te constateren dat juist de scholastieke begripsanalyse van Voetius niet vernauwend werkt maar ruimte schept voor variatie. Ook de school van Bremen en Saumur, die een ruimere visie op de verzoening leerde -Christus is voor alle mensen gestorven, maar de bate ervan is er alleen voor de gelovigen- sluit Voetius in. „In Voetius’ visie was er ruimte voor verschillende opvattingen ten aanzien van de door Christus tot standgebrachte verzoening. Als er iets duidelijk wordt uit Voetius’ argumentatie dan is dat wel de breedte van de gereformeerde orthodoxie. Scholastiek was geen dwangbuis of ketterjacht, maar uitnodiging tot gesprek en een ’bevragen’ van opponenten.”

Voetius hield zich ook intensief bezig met de islam. Hij wees op het belang van de kennis van het Arabisch en constateerde met enige ongerustheid dat de koran in Europa nog nooit in zijn geheel in het Arabisch was uitgegeven. Volgens Voetius is de islam een mengsel van componenten uit het heidendom, het jodendom en christelijke ketterij, met name ariaanse en nestoriaanse opvattingen die de godheid van Christus ontkenden of relativeerden en die Mohammed, gezien zijn uitlatingen over Jezus, gekend moet hebben.

Al was Voetius vooral antithetisch en polemisch gezind richting de islam, dat neemt volgens Van Asselt niet weg dat hij juist op basis van de natuurlijke theologie een debat met de islam wilde aangaan. „Hij bepleitte het oprichten van instituten voor het gesprek met de islam. Hij wilde dat de koran bestudeerd zou worden en dat er geen loze meningen over de islam geventileerd zouden worden. Goed, er was dan geen sprake van een open dialoog, maar hij benadrukte wel het belang van de kennis van het Arabisch en de islam, wat juist voor onze tijd actueel is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer