Irak grootste speelveld voor privélegertjes
BAGDAD/WASHINGTON (ANP) - Sinds de val van dictator Saddam Hussein is Irak uitgegroeid tot het grootste speelveld van particuliere beveiligingsbedrijven ter wereld.
Exacte cijfers zijn er niet, maar schattingen van Amerikaanse media gaan uit van zeker 25.000 tot mogelijk bijna 50.000 particuliere beveiligers uit landen als de Verenigde Staten, Zuid-Afrika, Groot-Brittannië, Nepal, Chili, Oekraïne, Israël en zelfs Fiji.Naar verluidt zijn er momenteel ongeveer 180 beveiligingsbedrijven actief in het Arabische land, zoals het deze week in opspraak geraakte Blackwater USA. Ze treden er niet alleen op als persoons- en gebouwenbeveiligers, maar ook als opleiders van Iraakse veiligheidstroepen en -functionarissen. Het is evident dat deze privélegertjes blootstaan aan grote gevaren, maar evenzeer is helder dat de juridische status van medewerkers van de bedrijven bijzonder vaag is.
Gewapende burgercontractanten vallen namelijk niet onder het Amerikaanse militaire recht en op grond van een bepaling uit 2004 van het -intussen verdwenen- Amerikaanse interim-bestuur in Irak (Coalition Provisional Authority) kunnen ze ook niet worden vervolgd op basis van het Iraakse recht. Volgens een expert van de Britse omroep BBC zijn alle buitenlandse beveiligers in Irak eigenlijk juridisch onschendbaar. Dat is zorgelijk omdat particuliere bewakers geregeld naar hun wapens grijpen. Dat heeft -net als in de jongste affaire rond Blackwater- al verscheidene malen geleid tot burgerdoden. Er zijn ook berichten over buitenlandse beveiligers die op elkaar hebben geschoten in de chaos van het gewelddadige Irak.
Met de inzet van particuliere beveiligingsbedrijven, het ”outsourcen” van de oorlog volgens critici, is jaarlijks een bedrag gemoeid van zeker 100 miljard dollar. Grote multinationals, oliebedrijven, internationale hulporganisaties, de Verenigde Naties en regeringen maken er allemaal gebruik van. In Saudi-Arabië of in kleinere golfstaatjes worden de nationale strijdkrachten zelfs al grotendeels gerund door Amerikaanse ”security firms”.
De Amerikaanse overheid heeft particuliere bedrijven ingehuurd voor onder meer persoonsbescherming in Irak of beveiliging van de Groene Zone, het deel van Bagdad waar onder andere de Iraakse regering en buitenlandse diplomaten zetelen. Veel van de werknemers zijn ex-militairen, voormalige agenten of regelrechte huurlingen, die vaak tot 1000 dollar per dag verdienen.
Blackwater USA behoort met de Amerikaanse branchenoten DynCorp International en Triple Canopy, alsmede het Britse Aegis, tot de grootste partijen in Irak. Blackwater, uit de Amerikaanse staat North Carolina, heeft zeker duizend mensen in actieve dienst in Irak. De directeur is een Amerikaanse voormalige commando van de Navy Seals.
Blackwater raakte eerder in opspraak. Vier medewerkers van Blackwater werden in 2004 tijdens hun werk in Fallujah gedood door opstandelingen en hun lichamen werden vervolgens verminkt en aan een brug over de rivier de Eufraat opgehangen. Het incident leidde tot een groot en verwoestend militair Amerikaans offensief tegen rebellen in Fallujah. Daardoor vielen duizenden doden.
De Iraakse regering wil bedrijven als Blackwater meer aan banden leggen en de firma uit North Carolina mogelijk het land uitzetten. Commentatoren in Amerikaanse kranten vrezen dergelijke stappen. De particuliere legertjes vormen een belangrijke pijler van het Amerikaanse beleid in Irak, wat al onder grote maatschappelijke druk staat. President Bush zal er dan ook alles aan doen om nog groter onheil in Irak te voorkomen.