Canongebulder
Er bestaat een mooie poster, waarschijnlijk hangt hij al in tientallen klaslokalen, waarop vijftig personen en onderwerpen uit de Nederlandse geschiedenis staan: de hunebedden, Erasmus, Willem van Oranje, de televisie, de euro, enzovoorts. Die vijftig onderwerpen vormen de historische canon. Ze zijn vorig jaar vastgesteld door een commissie onder leiding van professor Frits van Oostrom.
Deze canon heeft op andere plaatsen navolging gevonden. Er zijn intussen provinciale en regionale canons, er is een christelijke canon, een relicanon, een muzikale canon, er wordt gewerkt aan een bezettingscanon, en het einde is nog lang niet in zicht. Het geeft aan dat de belangstelling voor geschiedenis groot is én dat mensen behoefte hebben aan een overzichtelijk lijstje, aan iets dat houvast geeft.Het verbaast me dat te midden van dit canongebulder een reformatorisch lijstje ontbreekt. Juist onder reformatorischen is de belangstelling voor het verleden groot. Juist reformatorischen klampen zich vast aan het verleden, zoeken er hun helden en hun voorbeelden. Waar blijft dan de refocanon, het gezaghebbende lijstje met personen en onderwerpen uit de bevindelijk gereformeerde geschiedenis?
Om in aanmerking te komen voor een plek in onze denkbeeldige refocanon, moet het onderwerp of de persoon voldoende representatief zijn. Het venster moet uitzicht bieden op een breder achterliggend verhaal. Een portret van ds. G. H. Kersten zou aanleiding kunnen zijn om te vertellen over het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten, over verbondspolemiek, zuilvorming, Tweede Wereldoorlog. Stel dat een fictieve refocanoncommissie inderdaad ds. Kersten opneemt, dan wordt natuurlijk ook prof. G. Wisse opgenomen, en ook ds. G. Boer. Maar dan belt een verontruste lezer waarom ds. I. Kievit niet in de refocanon voorkomt. Goed, besluit de commissie, deze predikant moet er ook bij. En zo blijft de telefoon rinkelen, want ook andere reformatorische grootheden, directeuren, politici, mogen niet in onze refocanon ontbreken. De canoncommissie breekt zich het hoofd over een evenwichtige verdeling van kerkverbanden. ’t Komt allemaal erg nauw: de canon moet een getrouwe afspiegeling worden van de samenstelling van de gereformeerde gezindte.
Is het lijstje eenmaal vastgesteld, dan ontspint zich een discussie zonder eind. De een vindt het typisch een gergemcanon („Wie neemt er nou de Boezemsingelkerk in Rotterdam op?”), een ander vindt de oud gereformeerde invloed te groot („De GBS-toogdag had eruit gemoeten”), een derde meent dat Bewaar het Pand meer ruimte had moeten krijgen. En zo zal onze refocanon bij gebrek aan consensus in een vroeg stadium worden afgevoerd.
Het lijkt me duidelijk: een gezaghebbend lijstje van reformatorische personen en thema’s dreigt te verzanden in een kleinekerkgeschiedeniscanon. En op dat gebied heeft zo ongeveer iedereen zijn persoonlijke voorliefdes.
Beter is het om je eigen allerindividueelste geschiedenis te lezen in het kader van de algemene geschiedenis. Daarvoor biedt de historische canon van Van Oostrom c.s. voldoende aanknopingspunten.
Bij het venster Statenvertaling kun je als docent of leerkracht de geschiedenis van remonstranten en contraremonstranten vertellen, ingaan op het dilemma vrije of gebonden wil, op de gereformeerde theologie en de Nadere Reformatie. Bij de televisie kun je de moderne media meenemen, en dit toespitsen op het reformatorische verzet tegen radio, tv en internet. Bij Aletta Jacobs kan de reformatorische visie op man en vrouw uit de doeken worden gedaan, inclusief de SGP-verwikkelingen over het ’vrouwenstandpunt’. Bij het venster Watersnood kan bijvoorbeeld het verhaal van ouderling Leen Potappel worden verteld.
Kortom, laten we niet aan een refocanon beginnen. Die ene poster is mooi genoeg.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.