Op 13 september 1993 gaven Rabin en Arafat elkaar in de tuin van het Witte Huis in Washington een handdruk die het einde van het Israëlisch-Palestijnse conflict in zicht leek te brengen. In de tussenliggende jaren is Rabin vermoord, brak de tweede intifada uit, zijn bij zelfmoordaanslagen en geweld door het Israëlische leger vele honderden doden gevallen en lijkt onder premier Ariel Sharon de afstand tussen Israël en de Palestijnen groter dan ooit.

Slechts 12 procent van de ondervraagde Israëli’s is van mening dat de Oslo-akkoorden geldig zijn en moeten worden uitgevoerd, 9 procent twijfelt.

Tachtig procent van de ondervraagden vindt net als Sharon dat Arafat als partner bij vredesonderhandelingen heeft afgedaan en moet worden vervangen door een andere Palestijnse leider. Desondanks vindt 84 procent van de bevolking dat Israël nog steeds moet aansturen op een vredesakkoord met de Palestijnen. Zeventig procent van de respondenten zei van mening te zijn dat ook Sharon vrede met de Palestijnen wil.

Het Israëlische leger ging vrijdagmorgen met tanks het aan de Egyptische grens gelegen Rafah in de Gazastrook binnen en heeft er zes metaalwerkplaatsen vernietigd waar volgens het leger raketten en mortieren werden gemaakt.

Bij schotenwisselingen met de militairen kwam volgens Palestijnse artsen een strijder van de al-Aqsa Martelarenbrigade om het leven en raakten zes mensen gewond. Een twintigtal huizen raakte volgens inwoners van Rafah zwaar beschadigd.

Op twee plaatsen op de Westoever kwam het Israëlische leger ook in actie. Eenheden gingen het dorp Tubas in het noorden binnen om terreurverdachten op te pakken. Andere eenheden met tanks trokken de stad Tulkarem op de lijn tussen Israël en de Westoever binnen. Het leger deelde slechts mee dat in Tulkarem een uitgaansverbod was ingesteld.