„Kerkvereniging levert steeds nieuwe kerken op”
GOUDA - De Nederlandse kerkgeschiedenis van de afgelopen 150 jaar laat op pijnlijke wijze zien dat een vereniging van kerken steeds gepaard gaat met het ontstaan van een nieuw kerkverband. Daarin vinden dan diegenen onderdak die bezwaar hebben tegen de vereniging of fusie.
Dat zei ds. M. Golverdingen vrijdagavond op de zomerconferentie van het deputaatschap voor studerenden van de Gereformeerde Gemeenten - die tot en met zaterdag duurt. Het thema van zijn lezing was ”Katholiciteit en eigenheid, over continuïteit en verandering”.De predikant van de gereformeerde gemeente te Boskoop gaf een historisch overzicht over honderd jaar Gereformeerde Gemeenten. Doordat ds. L. Boone in 1907 niet meeging in de vereniging van ledeboerianen en kruisgezinden kwam de beoogde ”Vereniging” (waaruit de Gereformeerde Gemeenten ontstonden) slechts gedeeltelijk tot stand. „Onze oplossingen voor het kerkelijke vraagstuk blijken steeds weer onvolkomen te zijn”, zei ds. Golverdingen. „Er is in Nederland binnen de orthodox-bevindelijke stroming wel sprake van een oecumene van het hart, maar het vormgeven aan een gereformeerde oecumene in de kerkelijke praktijk ontbreekt.”
Federatief groeimodel
De predikant waardeert het positief dat de Gereformeerde Gemeenten sinds 2001 het kerkelijke gesprek zijn aangegaan met vier gereformeerde kerkverbanden. „Daarvan gaat een belangrijke signaalwerking uit. De kerkelijke verdeeldheid van de bevindelijk-gereformeerden is immers in strijd met Schrift en belijdenis. Ze is zonde in de ogen van de Koning van de kerk, al wordt de verdeeldheid van broeders van hetzelfde huis door hen maar zelden als zonde beleefd. Het berusten in de kerkelijke verdeeldheid is in Bijbels licht een schrijnende aanklacht, die roept om verootmoediging voor Gods aangezicht en om een smeekgebed om een herhaling van 1907.”
Wellicht, denkt ds. Golverdingen, kan een federatief groeimodel, dat zich richt op een zeer geleidelijk aan samengaan, de verdere openbaring van de zichtbare eenheid van de kerk van Christus in ons land dienen. „Zo’n model kan echter alleen met vrucht worden gehanteerd als in de harten van Gods kinderen de ootmoedige belijdenis van het geloof leeft: de Heere bouwt Jeruzalem.”
Katholiciteit kerk
Aan de Vereniging van 1907 lagen, aldus ds. Golverdingen, vijf gedachten ten grondslag: eenheid in de leer, geestelijke herkenning, een gezamenlijke theologische oriëntatie, de Bijbelse opdracht om gestalte te geven aan de eenheid der kerk en de behoefte aan geordend kerkelijk leven.
Ds. G. H. Kersten zag de Gereformeerde Gemeenten als een voortzetting van de Gereformeerde Kerk uit de zeventiende en de achttiende eeuw. „De katholiciteit van de kerk stond bij ons voorgeslacht voorop en moet ook voorop blijven staan. Dan gebruiken we het begrip katholiek in de oude betekenis van het woord: algemeen, dat betekent: ”wat altijd door iedereen is geloofd”. Ds. Kersten zou later in zijn ”Gereformeerde dogmatiek” terecht stellen dat de leer ook tot de katholiciteit der kerk behoort. De Gereformeerde Gemeenten wilden geen bijzonder kerkverband vormen, maar voluit gereformeerd zijn in belijdenis en prediking, in liturgie en kerkorde, in toepassing van de christelijke tucht en in levensopenbaring.”
Binnen deze katholiciteit, zei ds. Golverdingen, blijft ruimte voor eigen accenten, zoals de noodzaak van de wedergeboorte, de bevindelijke kennis van de drie stukken, het welmenend aanbod van genade en de trappen in het geestelijke leven. „Overigens zijn deze accenten helemaal niet zo ’eigen’, want ze behoren tot het erfgoed van de Nadere Reformatie, dat onze gemeenten diepgaand heeft beïnvloed. We treffen dat ’eigene’ ook in kerkverbanden buiten de Gereformeerde Gemeenten aan. We willen gereformeerd zijn in de oude klassieke betekenis van het woord: in leer, leven en kerkregering. Niet meer, maar ook niet minder.”
Zwaard
Voor ds. Kersten had de Nederlandse Hervormde Kerk in 1816 met de invoering van het Algemeen Reglement haar oorspronkelijk gereformeerde karakter verloren. „Ds. Kersten aanvaardde de Afscheiding als de weg die God gebruikte om uitgeworpenen en verstrooiden bijeen te brengen. Aan het einde van zijn leven vatte hij, nadat hij zijn hoop op het herstel van de kerk in Nederland had uitgesproken, zijn kerkelijk standpunt samen: „Wij gevoelen ons geen scheurmakers, maar hervormden in hart en nieren, doch daarom juist gesepareerden van het genootschap, dat van kerk staatscreatuur werd.”
Ds. Golverdingen: „Het gescheiden optrekken van Gods kinderen typeerde ds. Kersten als zonde. Daarom sloot hij bij de herdenking van de Afscheiding in 1934 elke vorm van zelfgenoegzaamheid en triomfantalisme uit: „Ik zie onze kerk vaneen gescheurd en omdat Gods kerk vaneen gescheurd is, hier een deel en daar een deel, daarom kan het in onze ziel zo zeer doen, daarom is er een zwaard door ons hart getrokken.”
Vandaag spreken ds. W. Silfhout en drs. L. Snoek over het thema ”Student en gemeente in verleden, heden en toekomst”.