Een zes is niet altijd voldoende
In Nederland zijn te veel studenten die met weinig inspanning door hun academische studie heen willen komen, vindt Prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten . Er is echter ook een groot aantal gemotiveerde studenten, aan wie de universiteiten voldoende uitdaging moeten bieden.
De afgelopen week hebben verschillende bewindslieden, onder wie de minister-president, hun verontrusting uitgesproken over de mentaliteit aan onze Nederlandse universiteiten. Zo zou onder studenten een „zesjescultuur” heersen: studeren met als enige doelstelling een diploma halen en dat met een minimum aan inspanning. Helaas moet ik de bewindslieden hierin bijvallen, alhoewel ook een nuancering op zijn plaats is.Allereerst mijn bijval. Onder onze Nederlandse studenten is inderdaad een aanzienlijk percentage dat zich erop toelegt om met zo weinig mogelijk inspanning door hun studie heen te komen. Het is moeilijk te zeggen om hoeveel studenten het precies gaat, maar we praten beslist niet over een te verwaarlozen minderheid. Ze richten zich vooral op het behalen van tentamens en leggen weinig leergierigheid en nieuwsgierigheid aan de dag als het gaat om de inhoud van hun studie. Kenmerkend is daarbij de vraag: „Moet ik dit kennen voor het tentamen?” Men mikt op een zes omdat dat als een voldoende wordt aangemerkt en alles wat daar bovenuit gaat wordt beschouwd als verspilde energie. Ze zoeken weliswaar hun grenzen op, maar dan wel de ondergrens. In mijn toespraak aan het begin van het academisch jaar probeer ik onze eerstejaars er altijd van te overtuigen dat ze met een dergelijke houding aan hun studie weinig vreugde zullen beleven en daarmee een vrij troosteloze studententijd tegemoetgaan. Ik moet dus helaas onze premier bijvallen, als hij hier de vinger bij legt.
Nuancering
Maar toch ook een nuancering. Hoewel het een flinke groep betreft, doen we de Nederlandse student onrecht aan als deze uitspraken bewust of onbewust op de gehele studentenbevolking van toepassing worden verklaard. Ik weet uiteraard dat een uitspraak door nuancering niet aan kracht en nieuwswaarde wint. Maar dat neemt niet weg dat ongenuanceerdheid, leidend tot onterechte beschadiging, nooit te verdedigen valt. In de eerste plaats denk ik hierbij aan de studenten die genoegen met een zes móéten nemen, omdat dat cijfer voor hen ook met keihard studeren het hoogst haalbare blijkt te zijn. Als wij in Nederland toe willen naar een hoger percentage hoogopgeleiden moeten we deze groep studenten niet op één hoop gooien met de lamlendigen. Ik heb grote bewondering voor studenten die slechts met grote inspanning hun studie succesvol weten af te ronden door zich daarin met veel wilskracht en doorzettingsvermogen vast te bijten. Ik ben ervan overtuigd dat juist zij zich vaak verder ontwikkelen tot zeer waardevolle leden van onze samenleving en aan die samenleving ook een uitermate belangrijke bijdrage zullen leveren. Met een zes is dus op zichzelf helemaal niets mis.
Daarnaast is er toch altijd ook nog een substantiële groep studenten (we praten dan denk ik over zo’n 20 procent) die wel het onderste uit de kan wil halen als het om hun studie gaat. Ze studeren vaak gemakkelijk en vragen daarbij juist naar meer. Ik praat dan niet meteen over hoogbegaafden, maar gewoon over jongens en meisjes die zijn gezegend met een goed stel hersens en er zichtbaar plezier in hebben die grijze cellen niet alleen te gebruiken, maar ze ook te trainen en verder te ontwikkelen. Deze groep studenten is door de universiteiten in de jaren tachtig en negentig, die zich kenmerkten door een overdreven gelijkheidstreven, stelselmatig verwaarloosd. In het gunstigste geval werd gezegd: „Die komen er ook wel zonder extra aandacht.” Niet zelden echter werden ze als strebers weggezet en sociale uitsluiting was soms hun deel. Dit tij is aan het keren. De meeste universiteiten realiseren zich nu dat ze zichzelf en de maatschappij een slechte dienst bewijzen door deze groep van begaafde en gemotiveerde studenten niet de aandacht te geven die hun toekomt. De honoursprogramma’s die tegenwoordig aan vrijwel alle universiteiten worden aangeboden, zijn erop gericht juist deze groep studenten een extra uitdaging te bieden.
Emancipatie
Opvallend daarbij is dat onder deze goed presterende en goed gemotiveerde studenten de buitenlanders en de meisjes ruim vertegenwoordigd zijn. Voor wat betreft de buitenlanders is dat verklaarbaar omdat zij immers heel gericht en bewust kiezen voor een specifieke studie aan een zorgvuldig geselecteerde universiteit. Dat de meisjes het in dit opzicht beter doen dan de jongens laat zich minder gemakkelijk verklaren. Wellicht is hier sprake van een zich nog voltooiende emancipatie.
Mijn conclusie is dat we in Nederland en meer algemeen in West-Europa een te groot deel van onze jonge mensen kennelijk nog maar moeilijk kunnen motiveren tot zware (intellectuele) inspanningen. Het is waarschijnlijk een teken van verval, dat kenmerkend is voor iedere welvaartsstaat waarin die welvaart als een verworven recht wordt beschouwd. De enige manier om deze ontwikkeling te keren lijkt mij hen die nog niet door deze geest van Jan Salie zijn bevangen voldoende uitdaging te bieden, hen in ieder geval niet met de futlozen op één hoop te gooien en hen zo te positioneren dat ze anderen de gelegenheid bieden in een spiegel te kijken.
De auteur is rector magnificus van de Universiteit van Tilburg.