Opinie

Salaris premier als norm onwerkbaar

De Balkenendenorm is gebaseerd op emotie en zorgt voor een onwerkbare situatie. Dat zegt Peter Langerak naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie-Dijkstal die gisteren bekend zijn gemaakt.

6 September 2007 13:23Gewijzigd op 14 November 2020 05:04

De commissie-Dijkstal wil de Balkenendenorm invoeren voor de top van een aantal publieke en semipublieke sectoren. Dat betekent dat niemand in die sectoren meer mag verdienen dan de 170.000 euro van de minister-president. Dat is zijn brutosalaris van 127.000 euro, vermeerderd met werkgevers- en pensioenlasten én het gebruik van de dienstauto. Verschillende bestuurders gaan hier overheen, en daarover liepen de emoties de afgelopen jaren hoog op. Het wordt tijd voor een meer rationele benadering die wél werkt.Het advies van Dijkstal lijkt simpel geregeld, maar dat is het in de praktijk allesbehalve. Dat de minister-president een van de zwaarste publieke functies bekleedt, is absoluut waar. Dat daarmee zijn salaris als plafond gehanteerd wordt, lijkt daarom logisch. Maar zijn salaris is zeer laag in vergelijking met functies van vergelijkbare zwaarte in de markt. Daar zijn allerlei goede redenen voor te geven, zoals bijvoorbeeld de status en invloed die hij vanuit zijn rol geniet. Maar die vlieger gaat niet op voor andere zware bestuurders in de (semi)publieke sector. Als je dan toch één plafond hanteert, is het gevolg dat het hele loongebouw in elkaar wordt gedrukt.

De overheid doet er daarom verstandig aan meerdere normen te hanteren, gebaseerd op de zwaarte van de bestuursfuncties. En die normen zijn er al. De raden van toezicht van zorginstellingen, woningcorporaties, onderwijsinstellingen en dergelijke hebben op eigen initiatief goed uitlegbare en evenwichtige salarisregelingen voor bestuurders opgesteld. Het beloningsbeleid van deze salarisgroepen is voor alle sectoren relatief laag, namelijk circa 10 procent onder het midden van de markt. Deze toezichthouders hebben dus al lang gekozen voor een terughoudende beloningshoogte.

Een goede salarisregeling kent meerdere salarisgroepen: voor de lichtste en de zwaarste bestuursfunctie en alle varianten daartussenin. Het kan niet zo zijn dat een bestuurder van een kleine organisatie evenveel verdient als een bestuurder van een veel complexere organisatie. Raden van toezicht moeten na een goede analyse en gedegen discussie de van toepassing zijnde beloning bepalen. Er is niet één norm, maar er zijn meerdere normen die gebaseerd zijn op de zwaarte van de bestuursfuncties. De meeste bestuurders in de (semi)publieke sector zitten onder de Balkenendenorm. En daar zitten ze ook goed. Maar met de Balkenendenorm komen salarissen dicht op elkaar. Er is dan nauwelijks verschil tussen salarissen. Raden van toezicht vinden dat niet passend. De politiek lijkt zich dat helaas niet te realiseren.

Opdrijvend
Tot slot kan één maximumsalaris zelfs een opdrijvend effect hebben. Iemand met een lichtere bestuursfunctie met een maximumsalaris van 70.000 euro ziet met de normering uit Den Haag het maximum plots stijgen naar 170.000 euro. Daar zal hij in de loop van de tijd steeds meer gebruik van willen maken. Dat lijkt me niet wenselijk.

De beloningsregelingen worden veelal adequaat toegepast. Toezichthouders die zich niet aan deze systematiek houden, hebben wat uit te leggen. Ze houden zich tenslotte niet aan de met elkaar afgesproken regeling. De politiek zou zich daarom meer moeten bezighouden met de naleving van de zelfregulerende normen, in plaats van nieuwe, op emoties gebaseerde regels te bedenken zonder de consequenties hiervan te kunnen overzien.

De auteur is senior consultant bij het internationale onderzoeks- en adviesbureau Hay Group.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer