Braaf!
Een pup ontwikkelt zich van pionier tot playboy, van protegé tot lefgozer, en daarna tot beschermer en bejaarde. In deze zeven levensfasen verdeelt de Amerikaanse auteur Jan Fennell een hondenleven. Elk tijdperk heeft zijn speerpunten qua training. Soms ontstaat er onderweg zo veel ruis dat een hond bij de heropvoeders van de Braafmakers terechtkomt.
De eerste dagen van zijn leven weet een pup „om precies te zijn nog niet eens dat hij een hond is.” Rond dag tien gaan zijn ogen en oren open; van schrik gromt hij soms bij al dat horen en zien.Vanaf dat moment weet hij of zijn roedelgenoten net zo harig zijn als hijzelf. Is dat niet zo, dan leeft hij waarschijnlijk in een mensenwereld waar tweebenige wezens hem de wet zullen voorschrijven. Geen probleem voor de pup. Hij heeft geen vooroordelen en hoeft niet per se een hijgende viervoeter als leider. Hij wil alleen iemand die hem de weg wijst.
Drempel
In haar boek ”De zeven levens van mijn hond” illustreert Jan Fennell aan de hand van voorbeelden uit wolvenroedels waar het goed en fout kan gaan tussen mens en dier. Voor de gemoedsrust van de hond is het van levensbelang om de antwoorden op de volgende vragen te weten: „Als er enkele roedelleden weg zijn geweest, wie heeft dan de leiding? Als er gevaar dreigt voor de roedel, wie beschermt de roedelleden dan? Als de roedel op jacht gaat, wie is dan de leider? Als de roedel eet, wie eet er dan het eerst?”
Dit zijn volgens Fennell de vier belangrijkste punten van communicatie. Daarover moet de baas duidelijkheid geven. Hij is bijvoorbeeld degene die vaststelt of de kust veilig is om te gaan wandelen en stapt als eerste over de drempel.
De kans op gedragsproblemen bij een hond is het grootst in de „moeilijke overstap” naar volwassenheid. Fennell tekent aan dat 40 procent van de honden in de VS in het eerste levensjaar wordt herplaatst.
Heropvoeding
Via kennis van hondentaal zijn allerlei problemen te voorkomen; met diezelfde kennis zijn veel moeilijkheden ook op te lossen. Rob Lauwers, hondengedragstherapeut en eigenaar van het Vormingscentrum voor Hondengedrag Animed-De Braafmakers in Loenhout, net over de Belgische grens, is daarvan overtuigd. Hij houdt zich al vijftien jaar bezig met de heropvoeding van honden.
De meeste problemen ontstaan doordat iemand een viervoeter aanschaft zonder iets van de hiërarchie binnen een roedel af te weten, zegt Lauwers. „Met als gevolg dat een hond als eerste de deur uitgaat, loopt te trekken, niet luistert als hij wordt geroepen. Of neem een hond die in de deuropening ligt te slapen. De baas vindt het zielig om het beest te storen en stapt erover heen. De hond ziet dat door de spleetjes van zijn ogen en denkt: Zie je wel. Ik ben de baas. Ook fout: meneer komt thuis uit zijn werk en begroet eerst de hond -die tenslotte het eerst bij de deur is- en daarna zijn vrouw en kinderen. In een roedel is degene die het eerst wordt begroet het belangrijkst.”
Lauwers en zijn gedragsinstructrice Gipsy Mennes krijgen jaarlijks zo’n 700 honden op cursus, waarvan zo’n 120 intern ter heropvoeding. „We leren de hond weer hiërarchie, bouwen zijn zelfvertrouwen op en proberen zijn angsten te overwinnen door hem met allerlei zaken te confronteren. Met een dier dat bang is voor auto’s gaan we twee keer per dag het verkeer in. Opvoeden is een kwestie van herhalen, herhalen, herhalen.”
En van geduld. „Je kunt pas werken met een hond als hij weet dat je te vertrouwen bent. Honden hebben er een enorm gevoel voor of iets goed zit of niet, en of je eerlijk bent. Ik heb hier soms logés waarbij ik voor de kennel ga zitten met een stoel en een boek, zonder ze te bekijken. Die dieren moeten niet plotsklaps geconfronteerd worden met een vreemde vent die ze een riem om de nek doet en meeneemt. Ze hebben even tijd nodig.”
Plasje
De Braafmakers hanteren 22 gedragsregels. Ze geloven in een positieve trainingsmethode, maar niet van de soort die alleen werkt via belonen en negeren, die Fennell in ”De zeven levens van mijn hond” aanraadt.
Lauwers: „Ik zou het niet kunnen toestaan als een hond tegen de tafelpoot plast of de bank opeet. Als honden het goed doen, krijgen ze bij ons een beloning. Gaan ze de fout in -er zijn honden die hun vrouwtje in de kuiten bijten als ze hun koekje niet op tijd krijgen!- dan zijn wij niet vriendelijk. Wanneer moet je beslist níét straffen? Als een pup een plasje doet waar je niet bij bent. Zodra je terugkomt, weet hij niet meer wat hij fout deed.”
Mede n.a.v. ”De zeven levens van mijn hond”, door Jan Fennell; uitg. Tirion, Baarn, 2007; ISBN 90 4390 352 3; 320 blz.; € 34,95. Meer informatie: 0032-33141442 en www.braafmakers.be.
’s Nachts janken
„Als honden nog aan hun nieuwe huis moeten wennen, janken ze vaak ’s nachts. Ook dat is niet verbazingwekkend. Wij gaan elke avond slapen, sluiten de deuren en ramen en zijn blij dat het huis veilig is. Maar wat nou als we zouden gaan slapen met alle deuren wagenwijd open? Zou u dan ook slapen als een os?
Zo is de situatie voor de hond als hij in zijn nieuwe omgeving gaat slapen. Hij begrijpt niks van sloten. Voor zover hij weet, kan het huis door allerlei narigheid getroffen worden. En als het donker is, is hij bang voor alle dingen die enorme proporties aan kunnen nemen.
Dus als uw hond ’s nachts jankt, laat u hem weten dat hij veilig is.” (Uit: ”De zeven levens van mijn hond”, p. 98.)
Lauwers van De Braafmakers: „Geef de pup een bench voor de nacht. In die beperkte ruimte voelt hij zich in een veilig hol. Wil je het nog mooier doen, stop dan de eerste week een tikkende wekker onder zijn kussentje, als een soort imitatie van het moederhart.”