Ezechiël, een hoopvol boek
ELSPEET - In het boek Ezechiël staan dingen die met de eindtijd te maken hebben, is de stellige overtuiging van ds. J. Westerink. De genoemde tekenen vindt hij echter niet gemakkelijk te duiden. „Het is net als in de tijd van de discipelen. Toen het Pinksteren was, konden ze de toepassing maken.”
De christelijke gereformeerde predikant te Urk sprak woensdagmorgen op de laatste dag van de Haamstedeconferentie, in het Elspeetse conferentieoord Mennorode. De dag ervoor had hij enkele grote lijnen getrokken vanuit het middelste gedeelte van het boek Ezechiël; woensdag sprak hij over het laatste gedeelte.Het keerpunt van het boek Ezechiël ligt, aldus ds. Westerink, bij hoofdstuk 33, waar de profeet een nieuwe opdracht krijgt om te profeteren na de val van Jeruzalem. Er is een einde gekomen aan het grenzeloze optimisme van de gijzelaars in Babel dat Jeruzalem niet veroverd zou worden, omdat God met hen was. Ervoor in de plaats is een bodemloos pessimisme gekomen. „Je krijgt de indruk dat de mensen eindelijk doorkregen in wat voor situatie ze verkeerden. In deze werkelijkheid zei Ezechiël dat God geen lust had in de dood en de ondergang van het volk, maar dat Hij er lust in heeft dat de mensen zich bekeren en leven.”
In het bijzonder vanaf hoofdstuk 33 is Ezechiël een hoopvol boek, dat zicht geeft op de toekomst, zei ds. Westerink. Hij merkte op dat er in relithrillers belangstelling is voor het boek Ezechiël. Hij noemde ”Het Ezechiëlscenario” van de Amerikaanse schrijver Joel C. Rosenberg, volgens hem een fantasierijk boek. Met de gedachte dat het in het tweede gedeelte van Ezechiël 37 en de hoofdstukken 38 en 39 over de eindtijd gaat, kan hij wel meekomen. „Israël behoort tot de tekenen der tijden. Er is verwachting voor Israël. De beloften voor Israël zijn echter niet makkelijk concreet terug te vinden. We kunnen het niet voorspellen, maar als ze zullen gebeuren, dan zal het duidelijk worden.”
De predikant verbond de conclusie over de eindtijd ook aan het feit dat het in hoofdstuk 38 en 39 gaat over de Gog en de Magog, die eveneens genoemd worden in het boek Openbaring. De strijd van Gog en Magog komt na het optreden van de antichrist en gaat vooraf aan de verschijning van de Heere Jezus.
„Vandaag zie je het voorspel” zei de predikant, die aangaf dat de hele wereld in opstand is tegen het volk van God, wat echter geen reden moet zijn om bang te worden. „Gog komt niet op eigen houtje aanzetten. De Heere heeft een haak in zijn neus geslagen. Gog is als een stier die achter God aanloopt naar de slachtbank.”
Ds. Westerink gaf aan dat de laatste hoofdstukken van het boek Ezechiël te maken hebben met de wederkomst van Christus. In de visioenen over de tempel ziet hij geen blauwdruk voor een derde tempel, alleen al omdat een dergelijk tempelcomplex niet op de berg Sion zou passen. De tweede tempel is ook niet gebouwd naar het voorbeeld van Ezechiël. „Een tempel is niet meer nodig, omdat de offerdienst niet meer nodig is. Herstel van de offerdienst is de verwerping van het offer van de Heere Jezus.”
In het Nieuwe Testament spreekt de Heere Jezus over Zichzelf als de Tempel. Ook de gemeente wordt de tempel Gods genoemd. Ten slotte krijgt het nieuwe Jeruzalem de naam van tempel. „Het gaat erom dat de Heere er is”, zei ds. Westerink.
Ds. L. de Wit, hervormd predikant te Oude Tonge, sprak het slotwoord van de conferentie. Als uitgangspunt nam hij Markus 4:35-5:20.
Ds. De Wit bemoedigde de „kleine ambtsdragers” door te wijzen op de „grote Ambtsdrager”, de Heere Jezus. „De duivel zal ook tijdens het winterwerk alles op alles zetten om het Woord tegen te houden. Er kunnen golven van kritiek, moedeloosheid, machteloosheid en teleurstelling over de reling slaan. De discipelen redden het niet zelf. Maar het loopt de grote Ambtsdrager niet uit de hand. Hij waakt over de kerk, over Zijn Woord en over de voortgang van het Woord.”