„Oordeel mag in prediking niet ontbreken”
ELSPEET - Het was voor ds. J. Westerink een „verrassende ontdekking” dat precies in het midden van de oordeelsprofetieën in het boek Ezechiël een heilsbelofte staat. En die heilsbelofte klinkt als een psalm: „Voor Gods volk is toekomst, dwars door de oordelen heen.”
De christelijke gereformeerde predikant uit Urk vindt het jammer dat er zo weinig over de oordeelsprofetieën uit het boek Ezechiël wordt gepreekt. „We hebben allemaal onze lievelingsteksten”, zo zei ds. Westerink gisteren op de tweede dag van de Haamstedeconferentie in Elspeet, „maar er zal wel niemand zijn bij wie dat een tekst uit de profetie tegen de volken is. Toch is ook dit Gods Woord, waarover gepreekt moet worden. Het gevaar is dat we een kleiner Bijbeltje hebben dan dat we van de Heere hebben gekregen.”Volgens de predikant zijn de oordeelsprofetieën gericht tegen zeven volken rondom Israël. De eerste boodschap ervan is dat de Heere regeert en dat de volken voor Hem moeten beven. „De wereld spot met de Heere. Dat geldt ook voor Nederland. Wat je over God zegt, is niet snel godslasterlijk, terwijl dat bij Allah al gauw anders ligt. Maar de profetie is niet onduidelijk: Hij komt om te oordelen. De Heere regeert over alles.”
De oordelen van God wekken bij ds. Westerink een diep medelijden met mensen die God verwerpen. „Hebt u dat ook, als u beelden ziet van de Gay Parade of een dansfestival? Dat er diep medelijden in uw hart komt? Deze mensen zijn op weg naar het gericht. Het Lam gaat toornen.”
De profetieën tegen de volken laten ook zien dat alles wat de wereld biedt, voorbijgaat. „Dan klinkt er een dreigend refrein: „Ze zullen weten dat Ik de Heere ben.” De afvalligen, de vijanden van God en de afgodendienaars staan straks met lege handen. Maar het ergste is dat ze dan zullen weten wie de Heere is. Ze zullen worden geconfronteerd met de rechtmatige toorn van het Lam. En ze zullen ontdekken: mijn grootste dwaasheid was mijn hoogmoed.”
Dát accent mag in de prediking niet ontbreken, aldus ds. Westerink. Beslissend is volgens hem echter wat in het laatste vers van Ezechiël 28 staat: „Zij zullen weten dat Ik, de Heere, hún God ben.” „De God van mijn heil en de God van mijn leven. In dat ene woordje ”hun” ligt een wereld van verschil.”
Hooglied
Dr. P. de Vries, hersteld hervormd predikant te Waarder, ging in op het Hooglied. Door de eeuwen heen is dit boek verschillend uitgelegd. Vóór de verlichting werd het vrijwel zonder uitzondering gelezen als een allegorie (beeldspraak), maar sinds de achttiende eeuw vinden steeds meer theologen deze visie achterhaald. Het Hooglied zou puur de liefde tussen man en vrouw bezingen. Andere exegeten nemen een tussenpositie in. De liefde tussen man en vrouw wijst naar hun overtuiging boven zichzelf uit en spreekt zo over de liefde tussen Christus en Zijn kerk.
Dr. De Vries is er „stellig” van overtuigd dat de allegorische uitleg juist is. Een belangrijk argument is volgens hem dat het Hooglied wel spreekt van het falen van de bruid, maar niet van de bruidegom. „We lezen wel van de bruid dat zij zwart is, maar niet van de bruidegom.”
Ook het feit dat de Schrift op andere plaatsen terughoudend over de lichamelijke omgang tussen man en vrouw spreekt, zou pleiten voor een allegorische uitleg. „Als het Hooglied geen allegorie was, zou dit een uitzondering zijn. Elders in het Oude Testament wordt de verhouding tussen God en Zijn volk vergeleken met de verhouding van man en vrouw, van bruid en bruidegom.”
De liefde tussen Bruidegom en bruid, tussen Christus en Zijn kerk, is dan ook het centrale thema van het boek, aldus de predikant. „Vanuit het geheel van het Oude Testament en ten slotte vanuit de gehele Schrift moeten we zoeken naar parallellen van de liefdesbetuigingen van God en Zijn volk en van het volk des Heeren aan haar God.”
Als voorbeeld geeft hij Hooglied 2:6 en 8:3: „Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd en zijn rechterhand omhelze mij.” „We kunnen de woorden niet alleen als een bede lezen, maar ook als belijdenis. Een kind des Heeren smeekt of Hij hem of haar onder Zijn hoede wil nemen. Een kind van God betuigt dat het in de schaduw van Gods vleugelen onbevreesd mag zingen.”
Dr. De Vries waakt er echter voor om elk beeld in het Hooglied te verbinden met een bepaald aspect van Christus’ verlossingswerk. „Dan ontspoort het gauw.”
Maar”, zegt hij, „aan welk deel van Christus’ werk we ook denken -Zijn dood aan het kruis, Zijn opstanding uit de doden, Zijn voorbede bij de Vader, Zijn profetische onderwijs of Zijn koninklijke bescherming- het is gans begeerlijk. Het zien op Jezus verzadigt de ziel.”
Doodstaat
Preken over de doodstaat van de mens hoort bij het verkondigen van de volle raad Gods, is de mening van ds. P. den Butter. „Maar een predikant mag dat niet met droge ogen doen.” De christelijke gereformeerde emeritus predikant had gisteravond een tweede lezing over de zonde. Naar aanleiding van Efeze 2:1 zei hij nog dieper te zullen afdalen in de ellende van de mens dan de vorige avond. „Er is maar één woord om het scherp genoeg te zeggen: de mens is geestelijk dood. Nooit zullen we begrijpen wat genade is als we de doodstaat van de mens niet kennen.”
Het dood zijn legde hij zo uit dat de mensen geen contact kunnen maken met de geestelijke wereld om zich heen en dat er geen hoop is op herstel. Bovendien ziet de predikant het dood zijn als een actief iets. „Het is geen staat van passiviteit, want we kunnen nog wel dingen doen, namelijk het verkeerde.”
Deze actieve doodstaat betreft alle mensen, aldus ds. Den Butter, ook mensen die netjes leven, want dat betreft de buitenkant. „We zijn allemaal ontmaskerd. Is het een wonder dat God in toorn reageert? God heeft een heilige toorn, een absolute weerstand tegen alles wat zondig en slecht is en daarom straft Hij.”
De predikant vindt dat predikers niet alleen over het Evangelie moeten preken, maar ook over de doodstaat en Gods toorn daarover. Hij verwees naar de Heere Jezus, Die indringend over de verdoemenis heeft gesproken.
Het veelgebruikte argument dat men zijn zonden het beste op Golgotha leert kennen, vindt hij niet valide om de wetsprediking terzijde te stellen. „Op Golgotha staat ook God de Vader met de Wet en met Zijn toorn.”
Ds. Den Butter zei dat hij het kon begrijpen dat iemand zich afvraagt of het zin heeft om voor predikant te gaan studeren, om dan later op een kerkhof te komen staan. Hij heeft toch hoop. „God heeft gezegd dat doden de stem van de Zoon van God zullen horen en dan kan het toch! Dit is het enige antwoord op al die verschrikkingen. Predik de Christus der Schriften. Maak de mensen begerig naar Hem en stel Hem voor zoals de bruid uit het Hooglied Hem voorstelt: alles aan Hem is gans begeerlijk.”