Dat zei ds. M. Goudriaan, hervormd predikant te Veenendaal, maandagmorgen in zijn openingslezing voor de 23e Haamstedeconferentie. Aan de conferentie nemen predikanten, theologiestudenten en docenten godsdienst uit de gereformeerde gezindte deel.Voor de conferentie, die traditioneel plaatsvindt voor de start van het winterseizoen in het Elspeets conferentiecentrum Mennorode, hadden zich dit jaar 140 personen aangemeld, ongeveer evenveel als vorig jaar. Opvallend is dat er onder hen drie predikanten uit de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) zijn, die kennis willen maken met het gedachtegoed van de bevindelijke richting. De conferentie duurt tot en met woensdagmorgen.

Ds. Goudriaan had als uitgangspunt voor zijn toespraak Jeremia 15:19 (m) genomen: ”Gij zult voor Mijn aangezicht staan”. Het zijn woorden van de Heere na een klacht van Jeremia. De predikant ziet hierin zowel een berisping van de Heere als een belofte voor de profeet.

Jeremia zal momenten gehad hebben dat hij met zijn tanden knarste en zich slecht behandeld voelde door de Heere. „We doen er goed aan om inderdaad te denken aan een terechtwijzing en een oproep tot wederkeer van de profeet. Misschien heeft Jeremia zelf wel gedacht dat hij zijn ambt verspeeld had.”

Ds. Goudriaan trok de lijn door naar het heden. „Wat moet ik in mijn ambtelijk leven soms veel kwijt. Er kan zo veel zijn van verdorren en verschralen, zo heel sluipend, zo veel van verzuren en verdrogen in mijn ambtelijk leven. Er kan zo veel zijn van schipperen en marchanderen, zo veel zoeken van mezelf en van mijn eigen naam, zo veel zelfbeklag en wantrouwen, zo veel van het laten hangen van mijn oor naar die en die. Alles kan doorgaan in het ambtelijk leven, natuurlijk in de eerste plaats het preken en al het andere. Misschien komt er nog wel een ambtsjubileum in zicht. Intussen kan het hart ver bij God vandaan zijn. Is er niet veel schuld, ook ambtelijk, die voor Hem neergelegd moet worden?” De predikant zag ook een andere kant. Jeremia kreeg de belofte om voor Gods aangezicht te staan, waar hij weer moed kreeg. „Ik heb de stellige indruk dat Jeremia, al was hij dan een man die klagen kon, daar toch vreugde heeft opgedaan. Daar heeft ook Elia een stuk onverschrokkenheid gekregen. Voor Gods aangezicht is de eeuwen door hartelijke liefde tot het Woord opgedaan. Daardoor is het niet het hoogste verlangen van een getrouw predikant om de klanten in de prediking netjes op hun woord te bedienen, maar de levende God naar de ogen te zien en niet anders te verlangen dan een dienaar van het Woord te zijn.”

Ds. Goudriaan stelde dat het mogen dienen van God een voorrecht is vanwege Zijn grootheid. „Het is pure genade om door Christus gesteld te worden tot de eeuwige dienst van de levende God.”