Kamer draait ‘gewoon’ door
Gedraagt de Tweede Kamer zich in verkiezingstijd anders dan anders? Brengen verkiezingen het wetgevende werk en de continuïteit van het landsbestuur in gevaar? Is het optreden in de Kamer voor fracties onderdeel van hun campagne?
Op die interessante vragen ging kamervoorzitter Van Nieuwenhoven dinsdag in bij de presentatie van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2001. Conclusie: „De Kamer draait gewoon door. Nu ja, gewoon? Zij zou dat in elk geval behoren te doen. Want haar verantwoordelijkheden zijn in verkiezingstijd niet anders dan in de rest van het jaar.”
Wetgevende arbeid en fundamentele debatten vinden in campagnetijd niet minder plaats dan in het midden van een kabinetsperiode, leerde een klein onderzoekje de kamervoorzitter. „Zo behandelde de Kamer in januari 1967 de omstreden Mediawet, waarin de plaats van commerciële omroepen werd geregeld, terwijl toch de volgende maand verkiezingen zouden worden gehouden. In februari 1986 sprak de Kamer over euthanasie, terwijl de verkiezingen van mei dat jaar hun schaduw al vooruitwierpen. En zo zijn er meer voorbeelden te noemen.”
Dat neemt niet weg dat het parlement zich in dergelijke perioden wel degelijk anders gedraagt dan het normaal gesproken doet, moest Van Nieuwenhoven toegeven. „In verkiezingsjaren zijn er opvallend veel interpellatiedebatten. Neem bijvoorbeeld het debat over de zaak-Menten in februari 1977. Ook nu zie je dit type debatten razendsnel toenemen”, zei het PvdA-kamerlid met een stille verwijzing naar het vandaag te houden debat over fraude bij de aanleg van de Schipholtunnel.
Feest
Het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2001 is dit jaar grotendeels gewijd aan het thema oppositie voeren. Geen wonder dat de redactie oud-VVD-leider en oud-senator Wiegel uitgenodigd had het boek in ontvangst te nemen. Wiegel was in zijn gloriejaren verzot op oppositie voeren. Vooral tegen Den Uyl. „Zijn kabinet was een ramp voor het land, maar een feest voor de oppositie.”
De VVD’er is het niet eens met de stelling van de PvdA’er Van Thijn, die beweert dat onze democratie ten diepste oppositievijandig is. „Wel vind ik dat je dit handwerk slecht kunt uitvoeren in een bestel waarin torentjesoverleg schering en inslag is. Dat kabinet en Kamer bij elkaar op schoot zitten, zou Thorbecke een gruwel zijn geweest.”
Wiegel onthulde in dit verband een mooie anekdote. „Eens werden de legendarische Van Riel, VVD-fractievoorzitter in de Senaat, en ik, VVD-fractievoorzitter in de Tweede Kamer, uitgenodigd in het Torentje, bij onze partijgenoot Geertsema, toen minister van Binnenlandse Zaken. Er waren veel broodjes en de bewindslieden legden de voortreffelijkheid van hun voornemens uit. Daarna keken zij ons aan. Konden wij ermee instemmen?
Ik was jong en zat wat te schuifelen op mijn stoel. Wat moest ik ermee? Waarop Van Riel opstond en zei: Wat u vertelde, is interessant. Uw broodjes waren lekker. Wij wensen u nog een prettige middag!”
Ontwapenen
Wiegel was gisteren ook de aangewezen persoon om oud-premier De Jong toe te spreken, over wie –gelijktijdig met het jaarboek– een biografie werd gepresenteerd. De VVD’er kwam in 1967, net voor het aantreden van het kabinet-De Jong (1967-1971), in de Tweede Kamer. De oud-marineman De Jong was er een meester in, aldus Wiegel, de politiek angel uit een debat te halen en de oppositie te ontwapenen.
De 86-jarige De Jong werd bovendien toegesproken door de journalist Sorgdrager. „Wat vonden wij hem een sloomhannes, een saaie Piet. Wat een saaie teksten, wat een lachwekkende bolhoed”, herinnerde Sorgdrager zich uit het tijdperk waarin elke gezagsdrager bijna bij voorbaat verdacht was. „Maar dit scheve beeld is geleidelijk aan gekanteld. De biografie ”Van buitengaats naar Binnenhof” helpt ons uit de droom. Piet de Jong was eigenlijk een heel goede premier.”
Eén ding vindt Sorgdrager jammer. „De Jong, die erg close was met het Koninklijk Huis, geeft in zijn biografie geen enkel geheim van Soestdijk prijs.” Maar daarin vergist de journalist zich. Dat Juliana in 1968 met aftreden dreigde omdat het kabinet haar hofpersoneel als ambtenaren in rijksdienst wilde aanmerken, is wel degelijk een onthulling. De Jong in zijn dagboek: „Juliana ervoer dit als aantasting van haar privacy. Ze zei toen: Op een goed ogenblik hou ik ermee op. En Beatrix doet het dan ook niet meer.”