Opinie

Veel leegte en kilheid rond het graf

De christelijke begrafeniscultuur kan haar langste tijd wel eens gehad hebben, stelde de Duitse prof. dr. Reiner Sörries 2 augustus in een interview in deze krant. Prof. dr. G. C. den Hertog herkent dat, maar plaatst ook kanttekeningen bij de boodschap van Sörries.

8 August 2007 12:15Gewijzigd op 14 November 2020 05:00

De kop van het interview met prof. Sörries in de krant van 2 augustus was alarmerend. Gaan we terug naar het heidendom? De kerk heeft de begrafenis tot een zaak van de gemeenschap gemaakt. Ooit werden de doden in en rondom de kerk, die midden in het dorp stond, begraven. Nu wordt de uitvaart weer geprivatiseerd. Men kiest voor een natuurbegraafplaats, of -in geval van crematie- men neemt de urn mee naar huis of strooit de as van de overledene op een voor hem of haar bijzondere plek uit.Er is hier zeker het nodige aan de hand, en het is van belang als kerk ons er bewust en gericht mee bezig te houden. Graag steun ik prof. Sörries in zijn pleidooi voor bezinning op een christelijke wijze van begraven, zij het met enkele kanttekeningen.

Uit het interview krijgt de lezer de indruk dat het heidendom gedurende het christelijke tijdperk zo goed als verdwenen was. Dat lijkt me niet het geval. Ik noem alleen dat het tot niet zo lang geleden in Friesland gebruikelijk was om, als men de kerk na de rouwdienst verliet, eerst met de hele stoet een of meer rondjes om de begraafplaats te maken. De gedachte daarachter was dat de geesten op een dwaalspoor moesten worden gebracht. Het is een heidens gebruik, dat tot in de twintigste eeuw is blijven bestaan, en waaraan men ook in orthodox-protestantse kerken meedeed. Alleen al daaruit blijkt, dat het heidendom nooit helemaal is verdreven uit ’christelijk Europa’. Het leeft in verschillende gebruiken nog altijd voort.

Er is echter ook een ander heidendom -niet van rituelen, maar van gedachten. De Joods-Amerikaanse historicus Peter Gay heeft de verlichting getypeerd als ”de opkomst van het moderne heidendom”. Zo staat bijvoorbeeld in de Walburgkerk in Zutphen de graftombe van een Van Heeckeren (gestorven in 1706), met het opschrift: ”Na de dood leeft de deugd voort”. Die spreuk was in die tijd populair. Het hoeft geen betoog dat de strekking -en de ’troost’- ervan een heel andere is dan die van Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus. De geest is die van de klassieke oudheid, van vóór de intrede van het christelijk geloof in de Grieks-Romeinse cultuur.

Allerzielen
Prof. Sörries ziet een belangrijke verschuiving optreden op het punt van de verhouding tussen privé en publiek. Christenen zouden de begrafenis van een familiegebeuren tot een zaak van de gemeenschap hebben gemaakt, en dat is nu op zijn retour. Treft hij daarmee de kern? Ertegen pleit, dat we in Nederland de laatste jaren enkele niet-christelijke uitvaarten hebben meegemaakt die grote gemeenschapsgebeurtenissen waren, zoals die van André Hazes in de Amsterdam-Arena.

In NRC-Handelsblad van 3 november vorig jaar stond een artikel over een ’doorstart’ van Allerzielen (2 november). Dit kerkelijke gebruik heeft een heidense achtergrond, en keert er nu ook weer naar terug. De begraafplaats ”De Nieuwe Ooster” in Amsterdam wordt op die dag steeds meer een soort openluchtkerk, met honderden bezoekers. Allerlei nieuwe rituelen komen op: vlaggen met teksten, een wandelroute langs de graven gemarkeerd met olielampen, en men plant bloembollen als teken van leven. Ontegenzeggelijk een gemeenschapsgebeuren!

Prof. Sörries ziet in de hospicebeweging ook een blijk van privatisering, die op gespannen voet staat met het accent op gemeenschap in het christelijk geloof. Naar mijn stellige overtuiging kunnen we met de hospices, waar mensen in hun eigen sfeer te midden van hun geliefden naar de dood toe kunnen leven, alleen maar heel blij zijn. Dertig jaar geleden boden de hospices in Engeland velen een alternatief voor euthanasie, maar in Nederland ’mochten’ ze niet, omdat het tot de waardigheid van de mens zou behoren zelf het tijdstip van zijn dood te bepalen. In de hospices kan men de pijn verlichten en zodoende een reëel alternatief voor euthanasie bieden. Bovendien kan men er meer zorg en gemeenschap geven dan in het ziekenhuis!

Getuigenis
Een laatste punt dat ik aanstip is de wijze van begraven. Het lijkt me niet aan twijfel onderhevig dat de voortschrijdende ontkerkelijking ook gevolgen heeft voor de omgang met de dood. Wie wel eens een niet-christelijke uitvaart meemaakt, zal de kilte en leegte gevoeld hebben van een leven en sterven zonder het Evangelie van Jezus Christus. Er wordt niet gezongen, niet gebeden, en de toespraken zijn misschien wel warm en sympathiek, maar niettemin schrijnend leeg.

Deze leegte moet ons des te bewuster maken van wat een groot goed christelijk begraven is. We verheerlijken de gestorvene niet, maar gedenken hem of haar voor Gods aangezicht en laten -waar mogelijk- zien, welk spoor Gods genade in het leven van deze mens heeft getrokken. De vraag waarvoor dit alles ons stelt is of we zelf de levende waarheid en troost van Zondag 1 ervaren. Waar dat zo is, zal daarvan een krachtig getuigenis uitgaan, dat ook aantrekkingskracht kan uitoefenen op buitenkerkelijken.

De auteur is hoogleraar ethiek en apologetiek aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer