„Als thuisgemeenten vurig bidden, merken de zendingswerkers het ook”
DRIEBERGEN - Onder ideale weersomstandigheden is donderdag de 96e landelijke zendingsdag van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in Driebergen gehouden. De bijeenkomst vond traditiegetrouw plaats in de open lucht op de eerste donderdag in augustus.
Dit tijdstip is misschien voor het laatst. Het bestuur stelt voor om de zendingsdag vanaf volgend jaar op de eerste zaterdag in september te houden. De aanwezigen konden op een enquêteformulier aangeven wat ze van de plannen vonden. De voorzitter van de GZB, ds. H. F. Klok uit Maarssen, zei dat de organisatie de datum alleen verplaatst als de aanwezigen ermee instemmen, omdat men hen wil meenemen.Directeur ds. W. G. Teeuwissen vertelde desgevraagd dat het bestuur zich al een aantal jaren bezint op dit punt. Dit jaar kwamen er vragen van leden die met vakantie zijn tijdens de zendingsdag over het verzetten van de datum. „Het gebeurt steeds vaker dat mensen tijdens de zendingsdag met vakantie zijn.” Een tweede reden voor de verandering is het feit dat het steeds moeilijker wordt om in augustus vrijwilligers te vinden voor het leiden van de tienerprogramma’s.
Ds. Teeuwissen zei dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om het programma om te gooien, ook al is het duidelijk dat weinig tieners die niet met hun ouders meekomen, de bijeenkomst bezoeken. Men probeert deze tieners wel op een andere manier te trekken. „De GZB organiseert samen met de HGJB een actie voor Rwanda. Misschien kan er dan een soort jongerenzendingsdag georganiseerd worden.”
Bemoedigende contacten
Hoogtepunt van de zendingsdag was voor velen de begroeting van de zendingswerkers in de geel-witte tent op het midden van het grasveld. Er waren werkers uit onder andere Siberië, Ethiopië, Egypte, Libanon, Mexico, Kazachstan, Sudan en Rwanda. Vier dochters van ds. C. van den Berg waren daarbij in Lisuklederdracht. Zij zijn met hun vader meegekomen en vertrekken over enige tijd weer naar hun vaderland.
Ds. Van den Berg was een van de sprekers op deze dag, die als thema had: ”Bidden voor…” De zendeling sprak over ”Bidden voor christenen”. Hij legde nadruk op het gebed als band tussen de zendingwerkers en het thuisfront. „In het veld voelen we het dat we het alleen niet redden. Zendingswerkers hebben gebed nodig, ook van het thuisfront. Als de gemeenten dodig worden, krijgen de werkers weinig weerklank. Als de thuisgemeenten vurig bidden, merken de zendingswerkers het ook. Een vuur dat vanbinnen brandt, breekt uit naar buiten.”
Hij noemde twee voorbeelden van vrucht op zijn werk. Het eerste was van een weesjongetje met een waterhoofd dat hij en zijn vrouw in huis genomen hebben. Het jongetje kan geen woord zeggen en geen stap zetten, maar het doet op zijn manier wel naar hartenlust mee als er psalmen gezongen worden.
Het tweede voorbeeld was van een meisje uit de stad met een boeddhistische achtergrond dat voor haar studie de Bijbel in het Engels ging lezen bij ds. Van den Berg. Vooraf zei ze: „Ik ben geen christen en ik ben ook niet van plan het te worden.” Toen de zendeling op een gegeven moment voorstelde om te stoppen, antwoordde ze: „Ik wil doorgaan. Ik heb vergeving van zonden nodig.”
Ds. T. Verboom, die in Mexico lesgegeven heeft, deelde ook een aantal bemoedigende contacten met de aanwezigen. Hij vertelde van een Indiaanse student aan het seminarie, Fransisco, die geboren was in het oerwoud en die alles achter gelaten had om te kunnen studeren. Hij is dit jaar afgestudeerd en is vermoedelijk afgereisd naar het oerwoud om aan zijn stamgenoten het Evangelie te verkondigen.
Een ander die ds. Verboom niet kon vergeten was Santiago, een mede-docent aan het seminarie. Santiago had na het aannemen van een beroep juist zijn intrek genomen in de pastorie, toen er een orkaan over het gebied raasde. Een watervloed sleurde zijn hele huis weg. Santiago zei toen: „De Heere is mijn Herder, mij ontbreekt niets”, en hij begon hulp voor anderen te organiseren zonder aan zichzelf te denken. Het werk aan het seminarie in Mexico heeft bij ds. Verboom het besef van de gemeenschap der heiligen verdiept. „Samen met hen mogen wij het lichaam van Christus zijn.”
Ds. G. D. Kamphuis uit Amersfoort vroeg zich in zijn toespraak af waarom het nuttig is te bidden voor de volken. Hij gaf als antwoord dat God de mensen uit één bloed gemaakt heeft, dat alle mensen hetzelfde bloed in de aderen hebben, dat wil zeggen in zonden ontvangen en geboren zijn en dat God de volken liefheeft in het zenden van Zijn Zoon.
Is bidden voor het Joodse volk nodig? zo vroeg ds. J. A. van der Velden uit IJsselmuiden zich af. Heeft de gemeente niet de plaats van de Joden ingenomen? De predikant zei dat deze vervangingsleer ontzaglijk veel leed gebracht heeft over het Joodse volk. Hij verwees naar teksten van Paulus in de Romeinenbrief, waarin de schrijver de gedachte dat God de Joden verstoten heeft, radicaal afwijst. „Daarom is bidden voor het Joodse volk en voor Jeruzalem een Bijbelse en blijvende opdracht.”
De GZB verleent personele en materiële ondersteuning aan partnerkerken en -organisaties in meer dan 42 landen over de hele wereld. Jaarlijks besteedt de GZB zo’n 6 miljoen euro aan het zendingswerk.