Joden weten zich spil in werelddrama
Toen hij vrijdag de bijlage van de Jerusalem Post las, aan de vooravond van de joodse sabbat, troffen dr. ir. J. van der Graaf twee bijdragen, die hij samenvat onder het trefwoord ”werelddrama”.
Anat Berko, lid van een Midden-Oostenforum, schreef een Engelstalig boek met de titel ”De weg naar het paradijs”. Daarin beschrijft ze de religieuze achtergrond van de zelfmoordaanslagen. Ze stelt vooral ook de vraag aan de orde waarom islamitische vrouwen zich tot dat moorddadige werk geroepen voelen.De auteur baseerde haar gegevens op gesprekken met Palestijnse vrouwen wier aanslagen waren mislukt en die nu gevangenzitten. Het martelaarschap heeft diep wortel geschoten in de islam en wordt verheerlijkt als een onvergelijkbaar bewijs van ware en totale toewijding. Halverwege de jaren negentig verhief Hamas de zelfmoordaanslagen tot het niveau van martelaarschap. Voor die aanslagen worden geen zwakke, labiele figuren aangetrokken, maar zelfbewuste personen. De nieuwe martelaren worden gesterkt door de belofte van eeuwig leven in het paradijs, waar alles wat op aarde verboden was hun wordt toegestaan: „Zoals algemeen bekend fantaseren de mannen over de 72 ”eeuwige maagden” met een doorschijnende huid en zwarte ogen.” Het bloed van de aanslagplegers is een teken van eer, een bewijs van opoffering voor de goede zaak.
Maar de vrouwen dan? Voor zelfbewuste vrouwen vormen de zelfmoordaanslagen een middel tot emancipatie. Ze bieden hun een gebaande weg naar gelijkheid in martelaarschap met de mannen. Een moeder zei over haar dochter: „Ik zou blij geweest zijn als mijn dochter Ariël Sharon had vermoord. Zelfs als ze twee of drie Israëli’s zou doden zou ik zeer gelukkig zijn.” Zij die falen in een beraamde aanlag ondergaan dan ook een schok als ze zich terugvinden in een gevangenis in plaats van in het paradijs. Want ook de vrouwen die aanslagen plegen, hebben hun fantasie, namelijk dat ze in het paradijs zelf hun echtenoot kunnen kiezen en ontdaan zullen zijn van alle beperkingen die hun door mannen in het ondermaanse worden opgelegd. Joden moeten bloeden voor de realisering van dat eeuwige geluk.
Joods zelfverstaan
Het Joodse zelfverstaan is van gans andere orde. ”Waarom werden we uitverkoren?” kopt een artikel van de opperrabbijn van Efrat. Het volk werd niet verkoren, zegt de rabbi, vanwege de deugden van het volk in het verleden. Veertig dagen na de openbaring op de Sinaï danste het volk om het gouden kalf. Het werd ook niet verkoren omdat het het geringste is onder de volkeren. Nee, God Zelf is in het geding. De profeten hebben de macht en ontzagwekkendheid van God betuigd, maar zich ook telkens afgevraagd waaruit die macht bleek, bijvoorbeeld als heidenen de tempel verwoestten of als het volk werd onderworpen door vreemde volkeren. Maar Jesaja spreekt over God het diepe woord: „Ik formeer het licht en schep de duisternis; Ik maak de vrede en schep het kwaad. Ik, de Heere, doe al deze dingen” (45:7).
Israël werd geroepen het monotheïsme uit te dragen in de wereld. Het heeft te getuigen tegen mensen die verwerpen wat God wil. De wetteloosheid van de mensheid komt wel heel dramatisch aan het licht als despoten -van de Egyptische farao af tot Hitler en de radicale wahabi-islam toe- zich verzetten tegen de ethiek van dit monotheïsme, als ze macht stellen tegenover recht, als ze de wereld regeren met brute kracht en niet met liefde en moraliteit. En dan volgt de kernzin: Israël heeft in dit drama een spilfunctie. Maar: „Het loutere overleven van Israël, ondanks de Egyptische slavernij en de grote brand van de Holocaust, en ondanks het feit dat we de kleinste en zwakste van alle naties zijn (inderdaad: bijna 2000 jaar waren we volkomen stateloos), maakt ons tot Gods getuigen, betuigende dat Hij nochtans een God van liefde en moraliteit is. Dat is Gods macht, dat is Gods ontzagwekkendheid, en dat is de bron van onze grote troost.”
Godsbestaan
Toen ik dit las, moest ik denken aan het verhaal van de theologiestudent die in Utrecht aan het venster van een restaurant zat met een van zijn professoren. „Hoe kan ik weten dat God bestaat?” vroeg de student. Op dat moment passeerde een Jood. De professor wees met zijn vinger: „Der Jude.” De loutere overleving van Israël door alle pogingen in de geschiedenis om de Joden uit te roeien heen, duidt op verkiezing van de Eeuwige, belijden de Joden. Nochtans telt men onder (moderne) Joden na Auschwitz ook vele atheïsten. In een derde artikel, waarin atheïsme een „product van onze eeuw” wordt genoemd, mede vanwege de hoge autoriteit van de wetenschap, trof ik echter de opmerking aan dat de atheïst meer en zwaarder moeilijkheden inzake de oorzaak van het kwaad heeft dan een gelovige: „Inderdaad: geloven of niet geloven, dat is de kwestie.”
Waarom ik dit alles doorgeef? Omdat naar mijn oordeel niet Mekka, hoe bedreigend ook, maar Sion, hoe bedreigd ook, het hart van de wereldgeschiedenis is. En op de olijfboom Israël mogen we ons geënt weten, met beloften voor de Toekomst.
De auteur is oud-algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond en verblijft momenteel in Jeruzalem.