Preken met heel je lichaam
„Je hebt er geen werk aan, hoor”, bemoedigde de Edese kerkenraad ds. T. van ’t Veld toen hij kwam. De broeders doelden op ”De Gelderhorst”, het enige Nederlandse tehuis voor oudere doven. De pastor van het tehuis wees hem echter op de honderd doven, van wie er zestig hervormd waren. Nadat de predikant drie keer een dienst had bijgewoond, zei de pastor tegen hem: „Nou, jij redt jezelf wel.” De emeritus herdacht zondag tijdens kerkdiensten in Ede en Den Bommel dat hij veertig jaar geleden, op 9 september 1962, werd bevestigd tot predikant.
Ds. Van ’t Veld komt uit Appel, een buurtschap tussen Nijkerk en Barneveld. Hij werd er op 6 april 1931 geboren. Kerken deed hij vooral in Nijkerk. In de evangelisatie van Driedorp kreeg hij catechisatie van G. Mouw, die later predikant werd in de Gereformeerde Gemeenten. Samen met de latere voorganger M. de Vos gaf hij zondagsschoolles.
Op het kleine ouderlijke boerderijtje werden acht kinderen groot. „Ik ben de oudste. Allen leven nog.” De bekende neerlandicus H. van ’t Veld is een broer. Een andere broer is predikant in Hilversum.
Al heel jong wilde ik dominee worden, zegt ds. Van ’t Veld. „Dan zat ik in de kerk en dacht: „Wat mooi om zo’n boodschap te mogen brengen.” Maar toen ik van de lagere school kwam, moest ik op de boerderij bijspringen, mede omdat vader gedeeltelijk invalide was. Pas op mijn twintigste, werd zoals Brakel zei, de „roeping als bestendige begeerte” tot het ambt sterker.”
Schriftelijk deed hij het gymnasium. „Alleen klas vijf en zes kon ik in Harderwijk overdag doen. Al mijn broers, uitgezonderd de jongste, moesten werken en studeren combineren. Onze ouders stonden er van harte achter, maar de middelen ontbraken.” Onder ds. C. J. van der Graaf, die 32 jaar in Nijkerk stond, groeide hij op. In dat stadje leerde hij predikanten als J. Koele en Jac. van Dijk kennen. „Ds. Koele begreep dat een jonge student en zijn vrouw begeleiding nodig hadden in de voorbereiding op het pastorieleven. We denken met genoegen terug aan zijn bezoeken.”
Toen Teun van ’t Veld op zijn 26e het gymnasium afrondde, had hij acht jaar verkering. „Ik was een van de eerste studenten die getrouwd naar Utrecht kwamen. De anderen waren L. van Nieuwpoort en R. J. van de Hoef.” Het drietal trok voortdurend met elkaar op.
Als student pendelde Van ’t Veld met de trein tussen Nijkerk en Utrecht. „De Hebreeuwse grammatica heb ik me in de trein eigen gemaakt.” Zijn vrouw werkte in die tijd en zelf zat hij 32 uur per week op de financiële afdeling van een farmaceutische groothandel. „Saai werk.”
De kerkelijke hoogleraren waren kennelijk verbaasd over de goede cijfers die hij binnen de gestelde tijd voor zijn propedeutisch examen haalde. „Ze hoorden dat ik er zo veel bijwerkte, ontboden me en deelden me mee dat als ik mijn werk op zou zeggen, zij voor een staatsbeurs zouden zorgen. Ik heb de baan dezelfde middag nog opgezegd.
Voor de toelage van de Gereformeerde Bond moest je naar het hoofdbestuur, dat vergaderde in hotel Terminus in Utrecht. Ds. W. L. Tukker fluisterde me bij het binnenkomen in dat ik wel eerst even prof. dr. J. Severijn een hand moest geven.”
Zijn lidmaatschap van de thoelogische studentenvereniging Voetius, waarvan hij ook een jaar fiscus was, ervoer de predikant als het onderhouden van een vriendenkring. Daar deelde je vreugde met elkaar. Maar je had er, aldus de jubilaris, ook een klankbord als de breedte van de theologie over je heen werd gestort. „Ik denk aan de schriftkritische elementen. Ik wilde bewust alles op me af laten komen en heb ervaren dat Voetius mede een middel was waardoor je werd vastgehouden bij de gereformeerde theologie.”
Op een grote Remington die in het notariskantoor stond waarboven het echtpaar woonde, typte zijn vrouw al zijn scripties uit. „We hebben eigenlijk samen gestudeerd, alleen ik moest de tentamens doen. Zo zijn we ook samen naar de pastorie toe gegroeid.” De eerste was die van Den Bommel. Ook Goudswaard had hem beroepen. De verbondenheid op het eiland heeft hem getroffen, maar de snelle secularisatie ook.
Vervolgens werd ds. Van ’t Veld door Waddinxveen beroepen om er in de nieuwbouw te gaan arbeiden. „In die tijd kreeg ik zeven beroepen. Dat van Rotterdam-Delfshaven trok zo dat ik dacht daar naartoe te moeten. Maar de nood van de nieuwbouwwijk in Waddinxveen raakte me. Temeer daar er al dertien bedankjes waren geweest. Ik kon er niet onderuit.”
Hij kwam er terecht in „het bevindelijke klimaat waar de predikanten L. Vroegindeweij, J. R. Cuperus en J. van der Haar hun sporen hadden getrokken. Toen ds. J. Verwelius wegging, werd ik consulent van beide vacante wijken. De waardering over en weer is gegroeid. Werd ook uitgesproken. Veel steun ondervond ik van ds. J. van den Heuvel. In mijn eigen wijk was het houten Bethelkerkje snel te klein en raakte de nieuwe stenen kerk goedgevuld.”
Toen Ede riep, ging het om een nog veel grotere nieuwbouwwijk dan in Waddinxveen. Ds. Van ’t Veld volgde dr. A. Noordegraaf op. In die tijd ontstond zijn liefde voor het preken en werken met gehandicapten. „De Gelderhorst stond in mijn wijk.”
In Ede maakte hij een radicale verandering mee in het omgaan met doven. „Toen ik begon, luidde de strategische aanpak: „Spreek op halve snelheid en maak gebaren waarvan jij denkt dat ze erbij horen.” Maar door de introductie van de officiële gebarentaal op de dovenscholen moesten wij als voorgangers ook wel bijscholing krijgen om geloofwaardig over te komen. Ik vind het nog steeds een wonder dat in woord en gebaar Gods Woord kan worden verkondigd. En je doet het met je hele lichaam.”
Ds. Van ’t Veld ziet uit naar de colleges die hij straks gaat geven aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Hij zal daar de homiletiek (preekkunde) in dovendiensten doceren, mede op grond van zijn 27 jaar ervaring in het leiden van kerkdiensten voor doven.
Tijdens het gesprek komt Geurtje Nummerdor uit Putten bij de emeritus langs. Ze kreeg onlangs een koninklijke onderscheiding vanwege haar inzet voor het dovenwerk, ook op landelijk gebied. De vrouw, zelf doof, assisteerde de predikant altijd bij zijn werk in ”De Gelderhorst”. Als je hen bezig ziet, wordt de opmerking van ds. Van ’t Veld waar: „Als ze echt met elkaar gaan spreken, val je er zelf buiten.”
De predikant zag de achterliggende veertig jaar zich een omslag voltrekken. „Waar vroeger de oproep tot geloof en bekering klonk, is er nu het gevaar dat wordt uitgegaan van een gelovende gemeente, waarbij dat geloof bewust moet worden gemaakt. Je kunt rechts en links van de dijk terechtkomen.”
Of ds. Van ’t Veld zelf is veranderd? Hij denkt na. „Alleen in mijn visie op Israël. Mijn vervangingstheologie heb ik ingeruild en mijn ogen zijn opengegaan voor de plaats van Israël. Dat verandert meer dan je denkt.”