„Beeld van door media bedreigde boek aan herziening toe”
AMSTERDAM - Boek en kerk vormen de rode draad door het leven van dr. W. Heijting. Onlangs nam hij afscheid als adjunct-directeur en conservator van de Universiteitsbibliotheek van de Vrije Universiteit te Amsterdam, tevens hoofd van het Studiecentrum voor Protestantse Boekcultuur. „Het is tijd voor een herwaardering van bestaande en nieuwe media naast het gedrukte boek.”
Wim Heijting is een begrip in de wereld van handschriften en perkamenten banden aan de VU. Hij studeerde Nederlandse taal en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Al is hij zelf geen lid van een kerk, toch raakte hij geïnteresseerd in de relatie tussen boek en kerk.Heijting: „Ik breng mensen nogal eens in verwarring als ze weten dat ik met christelijke boeken bezig ben, maar niet verbonden blijk te zijn aan een kerk. Mijn moeder was niet streng hervormd. Ik had interesse in de geestelijke impulsen van de mens, zodat ik al gauw terechtkwam bij levensbeschouwelijke vragen. Ik heb ook altijd een goede verstandhouding gehad met de Stichting Studie Nadere Reformatie, waarvoor ik veel materiaal heb aangedragen, met name aan ds. J. van der Haar.”
Als boek- en kerkhistoricus publiceerde Heijting ”De catechismi en confessies in de Nederlandse Reformatie tot 1585” - zijn proefschrift in 1989. „Geloofsbelijdenissen en catechismussen, opgesteld in een moeilijke tijd, intrigeerden mij. Ik vond het vooral interessant om de verschillende edities na te gaan: waarom zijn er veranderingen aangebracht en wat heeft dit inhoudelijk te zeggen?”
Goddelijke gave
In de bundel ”Profijtelijke boekskens” (uitgeverij Verloren, Hilversum), hem aangeboden ter gelegenheid van zijn afscheid, is een verzameling van een aantal artikelen van Heijting opgenomen over de functie van het (religieuze) boek, de drukkunst en nieuwe media voor de verbreiding van religieuze denkbeelden.
Hij beschrijft daarin dat er tijdens de tweede helft van de vijftiende eeuw een groeiende vraag naar boeken ontstond. Luther had grote verwachtingen van de boekdrukkunst. Hij zag deze als een goddelijke gave waarmee de ware religie over de gehele wereld verbreid zou worden. Maar ook vertegenwoordigers van de bestaande orde wisten van de gevolgen van de boekdrukkunst. Bij vrijwel alle ketterverhoren vroegen zij naar „suspecte boeken.”
Feit is dat een massale verbreiding van de ideeën van de Reformatie mede mogelijk werd dankzij het medium van het gedrukte boek. Ook kwam het stillezen als nieuwe leesgewoonte op, wat de individualisering van het geloof in de hand werkte en de kloof tussen de bedienaar van de mis en de leken vergrootte. De eerste gevolgen van de Reformatie waren dat men in conventikels bijeenkwam in woningen of in herbergen en uit de Bijbel of een ander boek voorlas en dit vervolgens met elkaar besprak.
Overschatting
Toch wil Heijting de betekenis van de boekdrukkunst ook weer relativeren. „De boekdrukkunst bracht een geweldige technische innovatie teweeg, maar er was ook sprake van overspannen verwachtingen. Ook bij Luther. Zijn Bijbelvertaling heeft een enorme invloed gehad, maar zijn beoogde opleidingsprogramma via scholen is deels mislukt. Ook de overheid heeft ten tijde van de Reformatie het boek overschat toen zij voordurend vroeg naar verdachte boeken. Vaak wisten de verdachte personen geen boek of bron, maar wel een persoon te noemen van wie zij afwijkende opvattingen gehoord hadden.”
De eerste helft van de zestiende eeuw laat zien dat de boodschap van het Evangelie overgebracht werd via verschillende andere middelen, aldus Heijting. „De boodschap was aanwezig in gesprekken en ontmoetingen, ook door de geruchtmakende chanteriën, waarbij men zingend door de straten liep en reformatorische liederen zong. Het gedrukte boek was in deze tijd wel een katalysator, maar zijn rol was vaak secundair.”
Toen de Reformatie in de Noordelijke Nederlanden op gang kwam, ontstond een grote vraag naar kerkboeken. In 1567 verscheen een grote concentratie van belijdenisgeschriften, zoals dat zich in de Nederlandse Reformatiegeschiedenis nooit meer heeft voorgedaan. Naast Bijbels en catechismussen werden vooral psalmboeken een gewild artikel. In de periode 1578 tot 1579 zagen maar liefst dertien edities het licht.
Tijdens de economische bloei in de gouden eeuw was er sprake van een enorme boekproductie, aldus Heijting. Een telling van alleen de gereformeerd-piëtistische boekproductie, inclusief de liedboeken, maar voor wat betreft de vertalingen beperkt tot die uit het Engels, levert voor de zeventiende eeuw bijna 2300 eerste drukken en ruim 1500 herdrukken op. Bij een gemiddelde oplage van 800 exemplaren zijn deze 3800 edities goed voor drie miljoen exemplaren.
Volgens Heijting staat het onderzoek naar het godsdienstige boekenbezit in de zestiende eeuw nog in de kinderschoenen. Hij pleit ervoor dat de studies van de boek- en kerkgeschiedenis niet geïsoleerd van elkaar worden beoefend. „De boekhistoricus moet op de hoogte zijn van de theologische inhoud van het boek, omgekeerd zal de kerkhistoricus bereid moeten zijn om de meest gangbare boekwetenschappelijke methoden toe te passen. Het gaat zowel om de inhoud van de tekst als om de zorgvuldige bestudering van de overlevering ervan.”
Middel, geen doel
Het boek is de grote kurk waarop cultuur en religie drijven, stelt de oud-conservator, „maar daarin is verandering gekomen.” Radicaal: „Ik vind dat het gedrukte boek is overschat, ten koste van andere vormen van informatievoorziening. Het is tijd voor een herwaardering van bestaande en nieuwe media naast het gedrukte boek. Godsdienstige ervaringen en inzichten worden immers vanouds langs allerlei wegen overgedragen, en niet uitsluitend door het boek.”
Hij vindt dat de verschillende media, het oude boek en de elektronische media, op hun eigen merites beoordeeld moeten worden. „Het beeld van het door de media bedreigde boek is aan herziening toe. Voor de boekhistoricus mag de invalshoek niet zijn ”het boek versus de media”, maar ”het boek tussen de media”.”
Dr. Heijting: „Je ziet dat mensen soms het standpunt aanhangen dat er goede en slechte media zijn. Vooral in orthodox-gereformeerde kring kijkt men zo naar bijvoorbeeld internet en televisie. In vele gevallen is het aanbod ook slecht, maar we moeten de manier van overdracht via beeld en visuele vormen accepteren. Men spreekt tegenwoordig, vooral vanuit de literaire en de artistieke grachtengordel, veel over ontlezing. Daarachter ligt de gedachte dat het boek als zodanig goed is en andere vormen van informatievoorziening slecht. Maar het boek is middel, geen doel.”