Nieuwe oplossing duurzame energie
Duurzame energiebronnen kunnen worden ingezet als aanjager voor het transformatieproces naar een duurzamere mondiale samenleving. De top in Johannesburg heeft op dit vlak teleurstellende resultaten opgeleverd, meent Tseard Zoethout.
En dat terwijl we met een systeem van ”contraction and convergence” een ecologische, rechtvaardige én commercieel interessante oplossing voor emissies hebben, betoogt hij. De industriële uitstoot van kooldioxide (CO(in2(), een gas dat sterk bijdraagt aan de opwarming van de aarde, is het laatste decennium wereldwijd met ruim een half miljard ton tot meer dan 6,5 miljard ton toegenomen. Dat heeft het vooraanstaande World Watch Institute onlangs becijferd. Tien jaar geleden, tijdens de eerste VN-top over duurzaamheid, was er echter nog maar weinig wetenschappelijke consensus over de bijdrage die de mens aan deze klimaatverandering levert. Nu komt de VN-groep Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in het derde rapport tot de vaststelling dat „de verandering van het klimaat op aarde niet geheel een natuurlijk proces is. Er komen steeds meer aanwijzingen dat menselijk ingrijpen een zichtbaar effect op die verandering heeft.”
Doorgaan met dezelfde manier van consumeren en produceren kan niet. Voor de westerse energie- en materiaalintensieve economie zijn meerdere aardes nodig. Tegelijkertijd zien we multinationals wél miljarden dollars inzetten op fossiele brandstoffen, terwijl investeringen in de ontwikkeling van duurzame energiebronnen -waarvoor zoveel reclame gemaakt wordt- nauwelijks een paar procent bedragen. Dat gebeurt niet alleen bij de grote oliemaatschappijen, maar eveneens bij landen: zo zijn de overheidsuitgaven voor duurzame energie in de VS de laatste twintig jaar sterk afgenomen, iets wat we sinds de laatste verkiezingen ook in Nederland hebben zien gebeuren. Aan de andere kant komen milieulasten juist daar terecht waar de opbrengsten van die activiteiten aan de lokale bevolking voorbijgaan: hoofdzakelijk bij de armere landen in het zuiden die rijk aan delfstoffen en goedkope arbeid zijn.
Duurzame bronnen
Behalve door het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen, kunnen we de CO(in2( uitstoot sterker reduceren door veel harder op duurzame energiebronnen in te zetten. Tijdens conferenties als voorbereiding op de VN-top in Johannesburg stelden ruim een dozijn niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) als Greenpeace en het WNF voor het aandeel duurzame energie voor 2020 op 15 procent verplicht te stellen (dit in nauwe samenwerking met de Wereldhandelsorganisatie). Naast onweerlegbaar ecologisch profijt heeft dat als voordeel dat de opbrengsten ook weer dáár komen waar de lasten altijd liggen: bij de lokale gemeenschappen zelf. Immers, duurzame energiebronnen zijn per definitie decentraal georiënteerd: de klimatologische omstandigheden van elke streek bepalen de manier waarop een windmolen, een zonnepaneel of een vergistinginstallatie moet worden afgestemd. Dat schept grote kansen om technologische kennis, werk en inkomen binnen lokale gemeenschappen te houden zonder dat dit ten koste van ontwikkeling gaat (zoals dat helaas nog al te vaak het geval is met oliewinning en andere vormen van mijnbouw…).
Volgens een recent memorandum van meer dan een dozijn onafhankelijke wetenschappers, losjes verzameld rondom het gerenommeerde Heinrich Böll Institut uit Duitsland, blijft onze westerse samenleving steken in een verkwistende, niet-duurzame economie die zich baseert op grootschalige, energie- en materiaalintensieve productiemethoden. „Maar als aan ”vrije” goederen zoals schone lucht en drinkwater, maagdelijke wouden en natuurlijke bodemschatten waarde wordt toegekend, kunnen we de belastingen van arbeid naar kapitaal verplaatsen. In een meer duurzame economie zullen we door die verschuiving besparingen op onder meer kilowatturen, olievaten en papierpulp uit tropische regenwouden financieren”, stellen wetenschappers als Wolfgang Sachs, Paul Hawken en Hazel Henderson in hun memorandum aan de VN-top.
Emissierechten verdelen
Maar op welke manieren kunnen we wereldwijd tot een rechtvaardige oplossing voor emissies komen? Velen pleiten voor een marktgebaseerd systeem van emissierechten. Helaas is het wel zo dat dit systeem vooral voor de westerse landen profijt oplevert, terwijl aan rechtvaardige verdeling van middelen weinig wordt gedaan. Bovendien geeft het slechts een beperkte stimulans voor duurzame energie en energiebesparing wereldwijd. Het systeem van ”contraction and convergence”, bepleit door Aubrey Meyer van de Britse niet-gouvernementele organisatie Global Commons Institute, heeft dan ook steeds meer belangstelling gekregen. Zijn elegante oplossing gaat ervan uit emissierechten gelijkelijk per hoofd van de wereldbevolking te verdelen. Aan globale emissies van kooldioxide stelt het IPCC een plafond vast op basis van een brede wetenschappelijke consensus, waardoor een snellere overgang naar duurzame energievormen mogelijk is. Verder zal een internationale financiële instelling, vergelijkbaar met het IMF, een monetair stelsel aan koolstofeenheden koppelen. Handel tussen staten gaat na enige tijd via deze ”monetaire koolstof” verlopen, evenals interne emissiehandel tussen industrieën en bedrijfstakken. Het idee -dat via internet steeds meer bekendheid krijgt- is dus even simpel als briljant. Immers, niet alleen de ecologische beperkingen en noodzakelijke rechtvaardigheid zijn daarmee gediend. Ook zet het een rem op ”flitsgeld”, financiële speculaties op de wereldhandelsmarkt. Als ”contraction and convergence” over een periode van twintig à dertig jaar bij de Kyoto-landen kan worden ingevoerd, lopen grote pensioenfondsen als PGGM en zelfs de Wereldbank warm! „Hoe kunnen we de verdere emissiereducties na kosteneffectieve oplossingen financieren? Volgens velen is een gelijke verdeling van die rechten per capita over de gehele wereld een rechtvaardig middel. Wij stellen daarom hybride systemen voor waarin latere verdelingen per capita en huidige toekenningen aan elkaar worden gekoppeld”, staat in het World Development Report 2003, de jongste publicatie van de Wereldbank.
De auteur is freelance journalist en gespecialiseerd in energie- en duurzaamheidsvraagstukken.