Globalisering
Het leven anno 2007 wordt gekenmerkt door snelle wereldwijde communicatie en door brede internationale netwerken van relaties op het gebied van onder meer financiën en economie, veiligheid en vervoer.
Iemand uit de Betuwe gaat tegenwoordig bijna net zo gemakkelijk op vakantie naar Bangkok als zijn ouders vroeger naar Barneveld gingen. Dit soort van omstandigheden wordt vaak samengevat met de term globalisering. Het verschijnsel heeft grote gevolgen voor onze manier van leven. Het laat dus ook het godsdienstige leven niet onberoerd. Hoe zou de christelijke kerk het best met deze globalisering kunnen omgaan?Daarover schrijft William Edgar in het julinummer van La revue réformée (jaargang 58, 2007). Edgar doceert apologetiek aan Westminster Theological Seminary in Philadelphia, Verenigde Staten. Hij is ook als hoogleraar verbonden aan de gereformeerde theologiefaculteit in Aix-en-Provence in Frankrijk.
Edgars artikel geeft geen gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop christenen met de diverse kenmerkende onderdelen van de globalisering zouden moeten omgaan. Het levert dus niet een heel concrete politieke agenda op - al pleit de auteur wel voor de bescherming van de armen. Hij benoemt diverse negatieve aspecten van de globalisering. Rijken en armen verschillen steeds meer. Gemeenschapszin taant en het besef dat het leven zin heeft, gaat meer en meer teloor. Anderzijds biedt de globalisering nieuwe mogelijkheden. De betekenis van godsdienst heeft ook meer erkenning gekregen. Sprekend over de islam komt Edgar overigens tot de merkwaardige, niet overtuigende formulering dat „de veroverende islam nogal recent is.”
In de Bijbel is steun te vinden voor een wereldwijde benadering: de wereld moet bewoond worden (Genesis 1) en aan alle volken moet het Evangelie worden verkondigd (Mattheüs 28). Aan de andere kant ziet Edgar een wat hij noemt „centrumzoekende beweging”, in de richting van de stad. De heilsgeschiedenis loopt uit op het nieuwe Jeruzalem als stad waarin de Kerk bijeen wordt gebracht. De apostel Paulus richtte zich op steden. Maar ook de ondeugd heeft in steden vaak zijn broeinest. Zo komt Edgar tot zijn aanbeveling van „een gezond evenwicht”: een christenmens moet in de wereld zijn roeping volgen, maar zich niet aan die wereld conformeren. Over globalisering valt meer te zeggen, maar Edgar levert zinvolle ingrediënten voor een genuanceerde beoordeling.
In het Journal for Biblical Manhood and Womanhood (aflevering 1, jaargang 12) schrijft Robert Bjerkaas, predikant van een presbyteriaanse kerk in de Amerikaanse staat Vermont, over Adam. Nadat Adam Gods vloek op de zonde vernomen heeft, is het eerste wat we over hem lezen dat hij aan zijn vrouw de naam Eva of Heva (Statenvertaling, Genesis 3:20) geeft. Die naam betekent ”leven” en komt in het directe tekstverband als een grote verrassing. Bjerkaas ziet, in het gezelschap overigens van exegeten als C. F. Keil, J. P. Lange en Philippus Melanchthon, deze naamgeving als een daad van geloof. Adam had een naam kunnen bedenken die een voortdurende herinnering zou zijn aan de zonde of zijn straf, maar wat hij doet is Gods belofte (Genesis 3:15) tot uitdrukking brengen. Bjerkaas trekt daar een drietal lessen uit voor (getrouwde) mannen van vandaag de dag. Adam is in de eerste plaats een voorbeeld om God op Zijn Woord te geloven. In de tweede plaats: Adam keek vooruit naar wat God in de toekomst nog in genade zou doen door middel van zijn vrouw Eva. Dat „vermogen om in het geloof vooruit te kijken is een kenmerk van bijbelse man-zijn.” Ten slotte: terwijl de strafaankondiging ook afkeurt dat Adam luisterde naar Eva, is hier een Adam te zien die, „verootmoedigd door de rechtvaardigheid en genade van God, als eerste spreekt.” Bjerkaas concludeert dat mannen zo het voortouw moeten nemen en woorden van „genade en leven” moeten spreken in „aardse, onvolmaakte relaties.”
Het Journal of Church and State besteedt zijn eerste aflevering van 2007 (jaargang 49) aan het thema Rusland. James H. Billington, momenteel bibliothecaris van het Amerikaanse Congres (Library of Congress) en ooit hoogleraar aan twee Amerikaanse topuniversiteiten, publiceert een bijdrage over ”Orthodoxie en democratie”. Hij schrijft dat Rusland mondiaal gezien belangrijker is dan soms wordt gedacht. Ook de invloed van godsdienst is nog steeds groot, al willen westerse elites dat vaak niet inzien. De grote gebeurtenissen van de recente geschiedenis, de Iraanse revolutie en de val van de Sovjet-Unie, zijn eenvoudigweg niet te begrijpen zonder erkenning van godsdienstige factoren. Zo kan ook de Russisch-Orthodoxe Kerk invloed uitoefenen op de politieke weg die Rusland inslaat: Wordt het land een fascistische dictatuur of niet? De Russisch-orthodoxe geestelijkheid omvat mensen die zeer verschillend denken en werken. De auteur suggereert dat de kerkelijk werkers die veel doen aan de opbouw van wijkgemeenten de grootste bijdrage kunnen leveren aan Ruslands toekomst. Op wijkniveau wordt immers iets vanaf het grondvlak opgebouwd. Het initiatief ligt daar niet bij de overheid. In een land waarin traditioneel het Kremlin alles regelt, kan dat een verbetering opleveren.
Aza Goudriaan, wetenschappelijk onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.