Geloof
De ziel leeft in een zorgeloze weg en ziet daarom niet dat een verandering nodig is. Daar ziet hij niet naar om. Terwijl de mens zo leeft en zo in zijn zonde voortgaat, is het onmogelijk dat de ziel ooit geloof zal ontvangen of zich door de kracht van het geloof tot Christus zal begeven.
Waar geloof komt, wordt verandering gewerkt. Al het oude gaat voorbij en het wordt alles nieuw, zodat een mens nieuw is in hart en leven. Want de zorgeloze zondaar meent geen verandering nodig te hebben. Hij zal ook nooit zien dat hij geloof nodig heeft, noch erom arbeiden. Als Gods dienaren hem gebieden zijn zonden te verlaten, in zijn huisgezin te bidden, zijn zondig leven vaarwel te zeggen, Gods dag te heiligen en een nieuw leven te beginnen, meent hij dat de dienaar dat zegt tot zijn verlies. Dan neemt God die hinderpaal weg en legt de ziel een zware last op. Hij zegt: Is het zo dat u uw zonden toch wilt bedrijven? Zo neem uw zonden en ga ermee naar de hel.Zo is God gedwongen het hart te breken. Dan begint een arm zondaar te zien waar hij is. O, als dit waar is, dan ben ik het ellendigste schepsel dat er onder de hemel is en als ik niet anders word, was het mij beter om nooit geboren te zijn. Nu ziet de ziel dat er verandering nodig is en zegt met de verslagenen van het Pinksterfeest: Mannenbroeders, wat zullen wij doen?
Thomas Hooker, predikant in New England (”De ware zielsvernedering”, 1678)