Emotie wint het steeds vaker van geloofsleer
„Het voelt goed in die kerk.” „In die bijeenkomst merk je warmte en gevoel.” Dergelijke uitspraken hoor je regelmatig. Ze zeggen iets over het criterium dat veel mensen hanteren om een oordeel over iets te geven.
Dat waardeoordeel hangt samen met de grote behoefte aan emotionaliteit die veel mensen tegenwoordig hebben. Die behoefte is sterker dan in het verleden. Bij de vraag of iets goed of juist is, heeft vaak niet meer het verstand het laatste woord, maar het gevoel. Dat zegt iets over de intense wijze waarop dingen worden beleefd.Op zichzelf is er niets mis mee als mensen hun gevoel laten spreken. Als er alleen maar geredeneerd wordt op basis van rationele argumenten, kan er een kil klimaat ontstaan. Niemand kan zonder het gevoelsaspect.
Hetzelfde geldt voor de behoefte aan authenticiteit. Voor mensen die met twee monden spreken, hebben we niet veel achting. Er bestaat wel veel waardering voor iemand die doet wat hij zegt. Dan ben je een voorbeeld dat wat uitstraalt. Ook hier geldt dat er niets mis is als er om die reden een positief gevoel ontstaat.
Wat wel opvalt is dat de aspecten die verbonden zijn met gevoel en authenticiteit zo’n dominante rol spelen. De uitspraak „Ik heb er een goed gevoel bij”, betekent vaak het eind van de discussie. Diezelfde positieve waardering geldt een persoon bij wie je je verhaal kwijt kunt. Vooral bij jongeren zijn die gevoelsaspecten en de eigenschappen die te maken hebben met authenticiteit en emotie sterk aanwezig. In onze moderne en postmoderne samenleving met een grote verscheidenheid aan culturen, opvattingen en keuzemogelijkheden maken juist die zaken iemand tot een persoon die te vertrouwen is. En dat is iets waar in deze tijd veel behoefte aan bestaat. Jongeren kunnen dat overtuigend verwoorden.
Voorbeeldfiguur
Die nadruk op emotie en authenticiteit leidt echter ook tot een zekere eenzijdigheid. Door de sterke gerichtheid op voorbeeldfiguren worden jongeren kwetsbaar. Als zo’n voorbeeldfiguur gedrag vertoont dat niet overeenkomt met het positieve beeld, richt hij bij veel jongeren een complete ravage aan. Hun voorbeeldfiguur is van zijn voetstuk gevallen. Dat schokt hun vertrouwen ernstig. In een dergelijke crisissituatie zoeken ze steun en hulp bij elkaar en verwerken samen de schok. Dit neemt soms zelfs de vorm van rouwverwerking aan.
Trouwens, je kunt die intensiviteit eveneens waarnemen in de wijze waarop jongeren met elkaar omgaan. Vorige week zag ik het nog. Leerlingen uit de derde klas hadden hun laatste toets gemaakt. Daarmee was voor hen de zomervakantie begonnen en dus namen ze afscheid van elkaar. Die ceremonie beperkte zich niet tot het schudden van de hand of elkaar met een armzwaai groeten. Nee, ze omhelsden elkaar, klopten elkaar op de rug en hadden zichtbaar moeite met het afscheid. Het is te simpel om die manier van afscheid nemen te bestempelen als aanstellerij. Het is veeleer een uiting van de intensieve wijze waarop de jongeren in het leven staan.
Een van de gevolgen van de behoefte aan authenticiteit en de grote plaats die emotie in het leven inneemt, is de grotere moeite om zich te verdiepen in de gereformeerde belijdenisgeschriften. Tijdens godsdienstlessen en op de catechisatie is er veel belangstelling voor ethische en maatschappelijke vraagstukken, maar het kost moeite om kennis van de geloofsleer over te dragen. En juist die kennis van de geloofsleer kan voor eenzijdigheid en kwetsbaarheid behoeden. Die geeft immers het Bijbels realisme weer van de zondige aard van ieder mensenkind. De klacht van Paulus over de wetmatige wanverhouding tussen hetgeen hij wilde en deed is een bekend gedeelte uit de Romeinenbrief. De woorden „het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik”, worden bijvoorbeeld vertolkt in artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar wordt gesproken over „de verdorvenheid van de gehele natuur (…) die in de mens allerlei zonde voortbrengt.” De kennis van de Bijbelse visie op het mensbeeld leert onder andere dat we voorzichtig moeten zijn met het creëren van voorbeeldfiguren. Vaak vallen ze tegen of tuimelen van hun voetstuk.
Dichtbij brengen
Wat leren ons deze observaties? Je ziet dat naast het ethicalisme in de godsdienst, iets waar de godsdienstsocioloog prof. dr. G. Dekker in ”De stille revolutie” in 1992 op wees, de subjectivering een grote plaats inneemt in het denken van velen. Anders gezegd: naast de verschuiving van de aandacht voor de geloofsleer naar verantwoord gedrag, is het proces waarin de individuele, vaak emotionele ervaring belangrijker wordt geacht dan de geloofsleer, nadrukkelijk in beeld gekomen.
Dat houdt de opdracht in dat, rekening houdend met het onmiskenbaar aanwezige verschijnsel van intensivering, opvoeders ingangen moeten zoeken bij jonge mensen om vanuit het gezaghebbende Woord van God de gereformeerde geloofsleer dicht bij hen te brengen. Dat is van belang, ook ten aanzien van meningen over de verwerving van het heil. De heilige Schriften immers kunnen ons wijs maken tot zaligheid, door het geloof hetwelk in Christus Jezus is, zo hield Paulus Timotheüs voor. Dat woord is nog steeds actueel.
De auteur is lid van het college van bestuur van het Hoornbeeck- en Van Lodensteincollege. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.