„Geef antithese bij evangelisatie niet op”
LIEVELDE - „Een kerk die de antithese opgeeft, gaat geheel op in de wereld en houdt op te bestaan. Sommige kerken zijn zo open naar de moderne wereld dat ze nauwelijks meer dan aanknopingspunten zijn.”
Prof. dr. James Kennedy zei dit dinsdagavond tegenover ruim tachtig studenten van de CSFR. De studentenvereniging houdt deze week in Lievelde, in de Achterhoek, haar jaarlijkse landelijke zomerconferentie, met als thema ”Gereformeerd missionair”.Moeten de reformatorische kerken en christenen de kansen en aanknopingspunten die het moderne levensgevoel bieden dan niet aangrijpen voor evangelisatie? Kennedy vindt van wel, maar dan wel met behoud van de antithese. De hoogleraar hedendaagse geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam ziet het zogenoemde eclecticisme -het naar willekeur plukken van elementen uit diverse levensbeschouwingen- als een belangrijke verklaring voor de relatieve openheid die er in de samenleving is voor het Evangelie.
Dat velen nu positiever en opener tegenover het christendom staan dan twintig jaar geleden, betekent volgens Kennedy niet dat evangelisatie makkelijker is. „Onze tijdgenoten zijn slechts in deelaspecten geïnteresseerd, maar kunnen moeilijk het geheel van het christendom aanvaarden.”
Kennedy somde typerende aspecten van deze tijd op die als aanknopingspunten en invalshoeken voor evangelisatie kunnen dienen. Zo zou de kerk bij de behoefte aan emotie kunnen aansluiten door de lofprijzingen in de kerkdienst vorm te geven. „Waarschijnlijk hierom slagen Pinkstergemeenten erin multiraciaal te zijn.” Aandacht en hulp voor de zwakkeren kan ook als aangrijpingspunt dienen. En verder signaleerde Kennedy dat veel moderne mensen christenen die pal voor hun overtuiging staan, benijdenswaardig vinden.
Tijdens de discussie daagden de studenten Kennedy uit zijn gedachten over ”gereformeerd missionair zijn” heel concreet op reformatorische studenten toe te spitsen. Volgens Kennedy spelen reformatorische christenen een belangrijke rol, niet door zich aan te passen, maar juist door gestalte te geven aan een wezenlijk aspect van het christendom: het verzet tegen de cultuur.
De hoogleraar hield dan ook een warm pleidooi voor herwaardering van de antithese. Hij zei de reformatorische jeugd te willen oproepen om geen kopie te zijn van de EO-jongeren of van de vrijgemaakte jeugd, maar om het anders zijn vanuit de Bijbelse opdracht inhoud te geven.
De levensstijl van de antithese zou zich in het bijzonder moeten openbaren in „een diep doorleefde christelijke gemeenschapszin, die zich uit in aandacht voor elkaar en in vergevingsgezindheid.” Hij illustreerde dit aan de hand van een eigen ervaring. Onlangs bezocht hij een geheel gevulde reformatorische kerk met 1200 bezoekers. „Toen de dienst was afgelopen, was de kerk binnen enkele minuten helemaal leeg. Niemand bleef napraten. Waar zijn dan de aandacht en zorg voor elkaar? Dat is dus geen voorbeeld van antithese.” Ook wees hij op het soms aanwezige materialisme in de gereformeerde gezindte.
Dr. G. J. Mink hield dinsdagmorgen een lezing over ”Zending en evangelisatie in de kerkgeschiedenis.” Volgens dr. Mink, gereformeerd predikant in Maasdijk, weet de reformatorische gezindte niet goed raad met evangelisatie. Mensen die pogingen doen om evangelisatie van de grond te tillen, ontmoeten volgens hem vaak wantrouwen in eigen kring.
De reformatoren hadden, aldus dr. Mink, nauwelijks zicht op zending en evangelisatie. „Calvijn zelf dacht dat de zendingsopdracht al compleet was uitgevoerd.” Dr. Mink vermoedt dat theologen die zich eenzijdig op Calvijn oriënteren dan ook gevaar lopen minder aandacht voor zending te hebben.
In de tijd na de Reformatie waren er in de protestantse kerk golfbewegingen met min of meer aandacht voor zending en evangelisatie. Met de opkomst van piëtistische stromingen, werd de negentiende eeuw een zendingseeuw.
Dr. Mink maakt onderscheid tussen het zogenoemde oude en nieuwe piëtisme. Bij het oude piëtisme ontstond naar zijn mening een overmatige gerichtheid op persoonlijke bekering. De stroming van het nieuwe piëtisme bracht een nieuw element: het vrije lied. Deze beweging is vanuit het gereformeerd protestantisme volgens dr. Mink steeds bekritiseerd met terugkerende argumenten.
Voor veel reformatorische christenen is „opgewekt” hetzelfde als „oppervlakkig”, stelde de lector. „Verder wijst men de vrije liederen af. Die komen immers niet rechtstreeks uit de Bijbel en zouden te subjectivistisch zijn.” Ander kritiekpunt is het feit dat evangelische groepen geen ambtelijk gezag kennen zoals in de gereformeerde traditie.
Evangelisatie is het stiefkindje van de bevindelijk gereformeerden, vindt dr. Mink. Verschillende factoren hebben volgens hem een verlammende werking op evangelisatie, zoals beduchtheid voor arminianisme en evangelicalisme. Als belangrijke andere factor noemde hij de gerichtheid die er binnen de reformatorische gezindte zou zijn op de staat en stand van het eigen geestelijk leven. Ook een rol spelen daarbij de neiging om te bewaren van „wat er nog is” en de zorg om de eigen traditie in stand te houden. „Hierdoor komt evangelisatiewerk vanuit reformatorisch Nederland maar moeilijk van de grond.”