„Jongens uit deze wijk doen zoiets niet”
UTRECHT - Van de tv weet het 9-jarige ventje uit Overvecht het, niet van vriendjes of uit ervaring - gelukkig. „Ze spelen met je en kleden je uit.” Wijkgenoot Mohammed (16) gelooft er weinig van. De jongens uit zijn wijk -hij kent ze allemaal- doen zoiets niet.
„Je moet niet verwachten dat ze over seksueel misbruik spreken.” Het Utrechtse PvdA-fractielid Dibi weet hoe het gaat. Ze is zelf van Marokkaanse afkomst en woont op een flatje in Overvecht. Toch lijken de allochtone wijkbewoners opener dan Dibi zegt.„Ze willen vrouwen kusjes geven”, zegt Fatima (11), op de vraag of ze heeft gehoord wat er speelt. Ook Gussun (9) weet ervan. Van de tv en via school. „De directeur zei dat er seksuele dingen gebeuren.”
Fatima, met zuurstokroze hoofddoek, trui en broek, heeft de jongens die zoiets doen „gelukkig” nooit gezien. Haar vriendinnetje Gussun evenmin, al grossiert ze in verhalen over kinderlokkers, verkrachtingen en mishandelingen. „Kom hier, kom hier, ik maak je dood, zeggen jongens soms tegen me. Ik ga dan wegrennen, naar huis.” Gussun gaat liever niet meer alleen naar buiten. Behalve als haar broer van 16 meegaat. Of wanneer ze, zoals nu, met Fatima en diens zus een boodschap moet doen.
Ze zouden het zeker tegen hun moeder vertellen, als hun iets zou overkomen. Gussun: „Al zeggen ze: Niet tegen je moeder zeggen, dan nóg zou ik het doen.”
Een 38-jarige Marokkaanse moeder -ze woont aan de Peetersdreef- zou wel weten wat ze zou doen als haar kind iets overkwam. Ze zou naar de politie gaan, al heeft ze daar weinig vertrouwen in. „De wijkagent zie ik nooit. Maar mond dicht, daar wordt het alleen maar erger van. Ze kent de problematiek van nabij. Het dochtertje van haar buren is een keer de bosjes in getrokken, vertelt ze.
De Marokkaanse groet buurjongen Mohammed (16), die juist langsloopt vriendelijk. Hij is amper voorbij of haar toon is heel anders. „Hij heeft in de portiek mijn zoontje van acht en zijn vriendje gedwongen te roken. Met een of andere kennis van hem die helemaal niet in deze buurt woont.”
Vergeleken met dit relaas wringt het verhaal dat Mohammed even daarvoor vertelde, toen hij met een energiedrankje de supermarkt uitliep. Hij ergert zich aan jongens uit andere wijken die Overvecht overhoop halen, zegt hij. „Kleine jochies; je ziet ze tot twee, drie uur buiten.” Hij gelooft niet dat jongens uit zijn wijk zich misdragen. „Ik ken iedereen. Er komen anderen die het hier doen.”