Schriftgeloof sluit oudere aarde niet uit
De geschiedenis laat zien dat het geloof in de onfeilbaarheid van de Schrift niet per definitie een afwijzing van een oudere schepping met zich meebrengt, schrijft dr. H. van den Belt . Hij gaat in op de reacties op zijn artikel over de relatie tussen de gereformeerde theologie en het creationisme.
Gelukkig is het rapport van de Raad van Europa waarin het geloof in de schepping naar de prullenbak verwezen wordt, daar zelf in beland. Mijn artikel over de achtergrond van dit rapport in het moslimcreationisme heeft wel vragen opgeroepen. Ik schreef namelijk dat er een nuanceverschil is tussen de creationistische en de gereformeerde opvatting over het gezag van de Schrift.Het is mij bij de bestudering van de autopistie van de Schrift opgevallen dat er een sterke versmalling heeft plaatsgevonden binnen het fundamentalisme. James Orr (1844-1913), een Schotse hoogleraar in de apologetiek, en de Amerikaanse dogmaticus Charles Hodge (1797-1878) stonden open voor het moderne wereldbeeld wat de hoge ouderdom van de aarde betreft. Het populaire beeld dat aanvaarding daarvan per definitie een hellend vlak naar de vrijzinnigheid is, moet op historische gronden gecorrigeerd worden.
Ook iemand als Charles Haddon Spurgeon, die gestreden heeft tegen de modernistische invloeden onder de baptisten, aarzelde niet om in zijn preken uit te gaan van de hoge ouderdom van de aarde.
Benjamin B. Warfield (1851-1921) verdedigde het gezag en de onfeilbaarheid van de Schrift tegenover het opkomende liberalisme. Hij vond de ouderdom van de aarde van geen enkele theologische betekenis en zag zelfs ruimte voor een door God geleide evolutie, mits alle mensen zijn voortgekomen uit één ouderpaar.
Terughoudendheid
Mag de exegese zich laten beïnvloeden door de resultaten van natuurwetenschappelijk onderzoek? Daarin is terughoudendheid geboden, zeker als het om historische feiten gaat. Uit de houding van mensen als Warfield spreekt een bepaald optimisme, dat door de desastreuze gevolgen van de evolutietheorie is gelogenstraft. In Nederland stond Herman Bavinck veel kritischer tegenover de evolutietheorie. Zag hij scherper? Feit is wel dat de opvattingen van sommige vroege fundamentalisten nu door creationisten verzwegen of veroordeeld worden.
J. A. van Delden is bang dat door het luisteren naar de wetenschap de exegese onder een vreemd juk gebracht wordt. Toch is dat niet altijd zo. Lange tijd was er in de gereformeerde traditie verzet tegen de gedachte dat de aarde om de zon draait. Voetius verwees naar Jozua 10. Wilhelmus à Brakel schreef in de ”Redelijke Godsdienst”: „Het is een verzinsel van mensen, van wie het hoofd te veel draait.”
De exegese heeft zich op dit punt aangepast aan de natuurwetenschap. Hoewel de schrijver van het boek Jozua dacht aan een letterlijke stilstand van de zon, leggen wij het uit als de taal van de waarneming. Jozua wil geen natuurkundige informatie overdragen, maar belijdt dat God tot redding van Zijn volk de opkomende duisternis (ook de maan staat stil) tegenhoudt.
Wat er natuurkundig gebeurd is, weten we niet, maar God heeft deze ene dag verlengd tot redding van Zijn volk, dat is een heilshistorisch feit.
Van Delden vraagt terecht: Wanneer heb je te maken met een feit en wanneer met interpretatie? Voor een leek op het gebied van de natuurwetenschap is dat moeilijk te bepalen. Theologen moeten voorzichtig zijn met al te stellige uitspraken over andere wetenschappen, zoals Jos Quist terecht opmerkt. Maar hoe zit het met de fossielen, met de aardolie, met de dinosaurussen? Hoe is de erosie in rivierbeddingen te verklaren? Dat God eerst het licht geschapen heeft en daarna de lichtdragers, wil ik van harte aannemen. Maar moet je dat met Hans Reinders zo uitleggen dat God eerst de lichtbundel van een ster heeft geschapen en vervolgens de ster? Als sterrenkundigen verschijnselen waarnemen op 100.000 lichtjaren afstand, hebben die dan in werkelijkheid nooit plaatsgevonden? Ongetwijfeld zal hiervoor wel een oplossing zijn. Wie zegt bijvoorbeeld dat de lichtsnelheid constant is?
Alternatieven
Er is best veel af te dingen op de theorieën over de hoge ouderdom van de aarde en zeker op de evolutietheorie. Het is een goede zaak als het creationisme vanuit een gelovig aanvaarden van de Schrift blijft zoeken naar alternatieven voor atheïstische theorieën. Zeker als de moderne natuurwetenschap bovennatuurlijke verklaringen wil uitsluiten. Dan gaat de wetenschap haar boekje te buiten.
Het creationisme biedt voor sommige studenten een goed alternatief. Voor anderen knapt het elastiek, omdat zij het allemaal niet plausibel vinden. Om hen te helpen, zou ik graag vanuit de geschiedenis van de gereformeerde theologie willen benadrukken dat de aanvaarding van het geloof in de onfeilbaarheid van de Schrift niet per definitie een afwijzing van een oudere schepping impliceert. Daarom zie ik het als een taak voor de gereformeerde theologie om óók te doordenken wat het moderne wereldbeeld betekent voor de uitleg van Genesis.
De auteur is hervormd predikant te Nijkerk.