Knuffelen was snel afgelopen
Sinds 11 september vorig jaar kunnen moslims geen goed meer doen. Ook de 700.000 islamieten in Nederland worden sinds die dag met wantrouwen bejegend. Het ideaal van een vreedzame multiculturele samenleving bleek niet meer te zijn dan een naïeve wensdroom van wereldvreemde beleidsmakers. Sommigen vrezen zelfs dat de vlam binnenkort opnieuw in de pan zal slaan.
Zo op het oog zou je niet zeggen dat de Rotterdamse Afrikaanderwijk volledig is verkleurd. De meeste straten maken een propere indruk. Het koffiehuis is aan het begin van de middag nog leeg. De vier met hoofddoeken getooide vrouwen die verderop de laatste nieuwtjes uitwisselen, zijn de enigen die zich op straat vertonen. In de parkeerhavens wisselen zieltogende brikjes en goed ogende middenklassers elkaar af.
Ooit was deze buurt het toneel van hevige onlusten. Begin jaren zeventig van de vorige eeuw lieten de oorspronkelijke bewoners van deze arbeidersbuurt voor even hun frustraties over de komst van steeds meer Turkse gastarbeiders de vrije loop.
Al langer deed het verhaal de ronde dat de Turkse mannen die verschillende pensions in de wijk bevolkten, de Nederlandse vrouwen niet met rust konden laten. Ook bleken huisjesmelkers de gastarbeiders te bevoordelen bij de verhuur van woningen.
Op 10 augustus 1972 sloeg de vlam in de pan. Wijkbewoners drongen pensions en woningen binnen om de aanwezige gastarbeiders met huisraad en al op straat te zetten. Er volgenden grimmige confrontaties met de mobiele eenheid. Drie dagen lang schudde de Afrikaanderwijk op haar fundamenten. De rellen haalden zelfs het wereldnieuws. Daarna keerde de rust snel terug.
Getto’s
Van de spanningen die toen tot een uitbarsting kwamen, is nu weinig meer te merken. De meeste vooroorlogse huizen in de straten rondom het Afrikaanderplein -niet ver van het Feyenoord-stadion- zijn gerenoveerd of vervangen door nieuwbouw. De bewoners zijn in meerderheid Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. Zou hier de multiculturele samenleving dan toch gestalte hebben gekregen?
„Nou, dat valt tegen”, reageert een zestiger zuinig. Hij kent de wijk al vanaf zijn jeugd. „Daar ging ik veertig jaar geleden op school”, wijst de man aan. Hij is medewerker van een interkerkelijk project voor kinderen, de Super Power Club, en brengt uitnodigingen rond. In zijn hand heeft hij een lange lijst van adressen.
Of er moslimkinderen bij zijn? „Ja, nog aardig wat. Tot ze 12 zijn. Dan bemoeit de imam zich ermee.” De bedoeling van het project is de kinderen op zaterdagmiddag op te vangen en hun dan waarden en normen aan te leren. „Het laatste kwartier brengen we ook een stukje Evangelie.” Zowel de ouders als het bestuur van de betreffende deelgemeenten waarderen het project.
De rust in dit deel van de wijk is betrekkelijk, waarschuwt de man. „Wat verder op de Kop van Zuid zijn ware getto’s”, zegt hij met gedempte stem. Daar zou hij de vrouwelijke medewerkers van het project niet graag alleen op ouderbezoek durven sturen. En de Afrikaanderbuurt mag dan een vriendelijker indruk maken, je zult er maar wonen. Hij kent diverse autochtonen die nog niet zo lang geleden naar de nieuwbouw in Barendrecht zijn vertrokken.
Zwemcursus
De rellen in de Afrikaanderwijk waren voor het Rotterdamse gemeentebestuur aanleiding nieuw beleid voor immigranten te ontwikkelen. Ze moesten uit hun isolement worden gehaald, want onbekend maakt onbemind, zo was de gedachte op het stadhuis. Maar in de praktijk kwam daar weinig van terecht. Veel meer dan een gratis zwemcursus voor allochtonen bleken de beleidsmakers niet te kunnen bedenken. Zo ging het niet alleen in Rotterdam, maar ook elders.
Toen aan het eind van de jaren zeventig duidelijk werd dat veel gastarbeiders zich hier blijvend met hun gezinnen wilden vestigen, kwam voor het eerst de idee op van de multiculturele samenleving. In dikke nota’s werd de verwachting uitgesproken dat de komst van steeds meer buitenlanders de samenleving op termijn zou verrijken. Het beleid kende twee belangrijke uitgangspunten: allochtonen moesten de ruimte krijgen hun eigen cultuur te beleven, en om hun achterstand weg te werken zouden ze een streepje voor krijgen.
De landelijke overheid ondersteunde dit streven door extra financiële middelen ter beschikking te stellen. Steden met grote groepen minderheden kregen allemaal een zak met geld. Bestuurders bedachten allerlei projecten die de indruk moesten wekken dat ons land hard op weg was een gezellige smeltkroes van autochtonen, gastarbeiders en asielzoekers te worden.
Wat ze vergaten, was de stemming te peilen in de traditionele volksbuurten. Veel oorspronkelijke bewoners trokken weg vanwege de overlast die veel nieuwkomers veroorzaakten. Ook waren ze de criminaliteit zat en ergerden ze zich aan de vreemde gewoonten die „die lui” erop nahielden.
Het voorkeursbeleid voor allochtonen wekte eveneens weerzin. „Ze worden van onze centen in de watten gelegd”, analyseerde de stem des volks. „Knuffelbeleid”, werd het spottend genoemd. Wie bij gemeentebestuurders zijn beklag wilde doen, ving bot. Wees verdraagzaam, was de standaardreactie. Zo werden de irritaties steeds groter.
„Achterlijk”
De gebeurtenissen van 11 september zorgden voor een omslag. De verontwaardiging over de barbaarse aanslagen in Amerika sloot naadloos aan bij het onderhuidse onbehagen dat zich al die jaren had gevormd. Dat de terroristen achter de aanslagen moslims waren, maakte het alleen maar gemakkelijker het kwaad te benoemen. In diverse steden in ons land werden vernielingen aangericht bij moskeeën en andere islamitische gebouwen.
Niet alleen in volksbuurten, ook in politieke en andere elitaire kringen was een grens bereikt. Een groot taboe sneuvelde. Wat voorheen niet over moslims gezegd mocht worden, was plotseling bespreekbaar geworden. De BVD deed onderzoek naar de verborgen agenda van sommige islamitische scholen, Pim Fortuyn mocht de islam hardop een achterlijke cultuur noemen en de media stelden de preken van radicale imams aan de kaak.
De kritiek kreeg bijval vanuit de kringen van intellectuele allochtonen. Voorbeelden: de uit Iran afkomstige dichter en strafrechtgeleerde Afshin Ellian, de Marokkaanse schrijver Hafid Bouazza en medewerkster Ayaan Hirsi Ali van de Wiarda Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Zij is afkomstig uit Somalië.
De islam, met name de radicale tak, is in hun ogen de oorzaak van veel ellende. Minachting van andersdenkenden en onderdrukking van vrouwen is volgens hen een typerend onderdeel van het islamitische gedachtegoed. Onbegrijpelijk vinden ze het dat de Nederlandse overheid zo lang coulant is geweest.
Nieuwe rellen
Oud-minister Van Boxtel (D66) van Integratiebeleid vindt dat de slinger te ver doorschiet. Hij voorziet zelfs nieuwe rassenrellen. Vooral de uitspraken van zijn opvolger minister Nawijn van de LPF over allochtonen kunnen volgens hem het kruitvat gemakkelijk doen ontploffen. In Vrij Nederland van deze week waarschuwde hij dat er een ongecontroleerde situatie dreigt te ontstaan.
Dat lijkt misschien wat overdreven, maar de laatste maanden was verschillende keren waar te nemen hoe snel de volkswoede buiten haar bedding kan treden. De ongeregeldheden op de avond van de dag dat Fortuyn werd vermoord, liggen nog vers in het geheugen. Wat er zou zijn gebeurd als de populaire politicus door een Marokkaan of een orthodoxe moslim was vermoord is giswerk, maar dat we tumultueuze tijden zouden hebben beleefd, is zeker.
De aanvallen na 11 september op de islam ervaart de moslimgemeenschap zelf als een heksenjacht, beweren verschillende woordvoerders. Van de weeromstuit zouden jongeren radicaliseren, zei Siad Bouddouft van de stichting Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs afgelopen donderdag in NRC. „Ze zijn nu veel religieuzer dan ooit.”
Dr. Yücel Yesilgöz, criminoloog van het Willem Pompe Instituut voor strafrechtwetenschappen van de Universiteit Utrecht, is daar niet verbaasd over. „Als mensen zich van buitenaf aangevallen voelen, hebben ze de neiging extremer te worden. Moslims krijgen sterk het gevoel dat ze er niet bijhoren. Dan is het logisch dat ze zo reageren.”
Hij vindt dat mensen als de Amsterdamse strafrechtgeleerde Afshin Ellian mede debet zijn aan die ontwikkeling. „Zij pleiten voor beperking van de vrijheid van moslims. Daar ben ik het zeer mee oneens. Ik moet niets van de koran hebben en zal radicale moslims met de pen blijven bestrijden, maar van de vrijheid van moslims om hun geloof te belijden, moet je afblijven. Dat noem ik misbruik maken van de 11-septemberchaos.”