Een gebed
Stefanus geeft in dit gebed te kennen dat wat de Joden deden, zonde was. Ja, het was een zeer grote zonde, die tegelijk wreed en verschrikkelijk was. Hem te doen sterven in allerverschrikkelijkste pijn en smart, een onschuldig mens, een weldoener en voortreffelijk dienaar van Jesus Christus. Deze zonde was de moord die ze aan hem begingen.
Over deze zonde bidt Stefanus of God hun die niet wilde toerekenen. Zo volgt hier deze discipel zijn Heer en Meester. Hij bidt dan dat God hun deze zonde niet wilde toerekenen. Dat is: Dat Hij hun de schuld en straf zou kwijtschelden, zou vergeven in Zijn barmhartigheid, hen zou leiden tot Christus met een oprecht berouw. Hoe is het mogelijk dat deze heilige man met zo’n ijver heeft kunnen bidden voor zulke booswichten die hem wilden stenigen?Mocht Stefanus wel voor zulke mensen bidden? Is dit niet een zonde waarvan de Zaligmaker Zelf gezegd had, dat die niet vergeven kan worden, noch in deze, noch in de toekomende eeuw? Zonde, waarvan de apostel Johannes zegt dat men voor zulke mensen niet zal bidden? Stefanus wist echter ook dat allen die deze Joodse raad uitmaakten en zijn leer tegenstonden, de Heilige Geest niet hadden gelasterd. Daarom was deze tegenstand van de Joden niet van dien aard welke Christus noemt een zonde of lastering tegen de Heilige Geest.
Johannes Visscherus, predikant te Amsterdam (”De Theologische werken”, 1697)