Verzet tegen dominantie orgel in kerk
ROTTERDAM - Het orgel hoeft niet te verdwijnen uit de kerk, maar laat het niet altijd dominant aanwezig zijn in de kerkdienst. Dat vindt ds. Hans Visser, emeritus predikant van de Pauluskerk in Rotterdam. Zaterdag was hij een van de sprekers op een minisymposium in de Pauluskerk.
De bekende Pauluskerk wordt afgebroken. Over vier jaar staat er op dezelfde plek een nieuwe, veel kleinere Pauluskerk. Het uit 1961 daterende Van Vulpenorgel, een monumentaal instrument dat is opgenomen in de lijst van nationaal erfgoed, is voor die nieuwe Pauluskerk te groot. Daarom krijgt het Van Vulpenorgel een plek in de nieuwe Rehobothkerk van de hersteld hervormde gemeente te Middelharnis.Een aantal organisten bracht het orgel zaterdag voor het laatst in de Pauluskerk tot klinken. Aan het muzikale afscheid was een minisymposium gekoppeld. Vandaag begint orgelmaker Sicco Steendam met de verhuizing van het orgel naar Middelharnis. Daar moet het orgel rond Kerst weer dienstdoen.
Ds. Visser trok zaterdag van leer tegen de dominantie van het orgel in de kerkdienst. Tegen het orgel als muziekinstrument heeft hij geen bezwaar. Ook zei hij muziek van belang te vinden voor de kerkdienst.
Volgens de predikant heeft een kerkdienst ook een niet-muziekgehalte: de stilte. De stilte kan overgaan in muziek. „Stilte is een voorwaarde voor muziek.” Behalve muziek is voor ds. Visser het Woord van groot belang. Muziek mag het Woord niet verdringen. En waarom is het niet mogelijk om in een kerkdienst gebruik te maken van allerlei instrumenten, zoals fluiten, cimbalen, harpen, trompetten en trommels, zo vroeg hij zich hardop af. „Dat zou de kerkdienst verlevendigen en mensen trekken. Maak er een rijke variatie van en laat het orgel niet zo dominant aanwezig zijn.”
Voor organist, componist en neerlandicus Dirk Zwart zijn, naast het orgel, ook andere instrumenten geschikt voor gebruik in de kerk. „Maar waar halen we al die instrumentalisten vandaan om in een kerkdienst te spelen?” vroeg hij zich af. „Ik heb wel eens geprobeerd een dergelijk orkestje te vormen in mijn kerk. Dat blijkt niet gemakkelijk. De oplossing voor het probleem is: het orgel. Steek de stekker in het stopcontact en de duizenden orgelpijpen worden van adem voorzien en je hebt maar één persoon nodig om het te bespelen.”
Juist in die ene persoon zit volgens Zwart echter vaak het probleem. „Met hem staat of valt het resultaat.” Daarbij doelde hij op de vele amateurorganisten die liefhebbers zijn van hun eigen orgelspel. „Ze zijn vaak tevreden met hun eigen beperkingen, beheersen slechts één stijl en lopen de gemeente niet zelden voor de voeten met hun ritmische slordigheid.”
Zwart: „Dát is het wat onbehagen wekt. Op grond daarvan gaan er stemmen op om het orgel maar af te schaffen. Vrijwel alle antiorgeluitingen komen voort uit teleurstelling. Het orgel is het punt niet. Dat wat uit het orgel komt, daar klemt de zaak.”
Evenals ds. Visser spaarde Zwart heilige huisjes niet. Zo noemde hij het orgel bij uitstek geschikt voor religieuze massage. „De mensen moeten toch een beetje in een gewijde sfeer raken als ze in de kerk komen. Bovendien is het orgel bijzonder handig voor het produceren van pauzemuziek tijdens geldinzamelingen. Voor de mensen praat het prettiger als er wat orgelmuziek klinkt, omdat je daar niet naar hoeft te luisteren.”
Voor Zwart blijft een organist die vakmanschap aan dienstbaarheid weet te paren een onmisbare figuur in de kerk. „En de klank van het orgel blijft de perfecte basis voor de meest natuurlijke inbedding van de gemeentezang.”