Tegenstrijdigheden rond duurzaamheid
Net als de oude klassieken benadert het nieuwe kabinet de leefomgeving via de vier elementen lucht, vuur, aarde en water. Maar dan wel in heden-Haags probleemjargon: broeikasgasreductie, energietransitie, ruimtelijke herstructurering en integraal watermanagement. Deze vier aanpakpunten worden ”uitdagingen” genoemd, een inmiddels sleets managementsynomiem voor onoplosbare problemen.
Het zal inderdaad uiterst lastig zijn om Nederland duurzamer te doen worden, zelfs als dat rekkelijk wordt omschreven als het zo veel mogelijk handhaven van de nog bestaande natuur- en milieuwaarden. Op zich valt de regering te prijzen voor de ambitieuze doelstellingen, zoals 30 procent minder broeikasgasuitstoot in 2020, 2 procent energiebesparing per jaar, realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur per 2018 en klimaatbestendig waterbeheer.Om dit te voor elkaar te krijgen moet er echter wel iets meer dan een trendbreuk plaatsvinden: het vergt een complete maatschappelijke omwenteling! Desondanks blijft het kabinet bij het nemen van concrete stappen hinken op tegenstrijdige gedachten. Zo is het praktisch onmogelijk om woningbouw en mobiliteit te laten groeien en tegelijkertijd de milieuaantasting te verminderen.
In plaats van relatieve verbeteringen zullen er meer absolute begrenzingen gesteld moeten worden. Een geschikt aanknopingspunt daartoe is de stagnerende bevolkingsomvang. Voor 16 miljoen Nederlanders moeten 7 miljoen woningen en 7 miljoen auto’s ruim voldoende zijn. In wereldwijd perspectief is het absurd dat er bij ons gemiddeld per huis minder dan 2,3 personen wonen en dat er per individu twee autostoelen beschikbaar staan. In de lijn van het kabinetsmotto zouden onder de noemer ”samen wonen, samen rijden” maatregelen te verwachten zijn om die onderbenutting te verminderen. Door bijvoorbeeld niet nieuwbouw te subsidiëren maar uitkerings- en toeslagregels vriendelijker te maken voor voordeurdelers, en verhuur van eigen woongedeelten financieel en juridisch beter te waarborgen, kan op korte termijn zonder landschapsaantasting veel woonruimte beschikbaar komen.
Evenzo kan snel en goedkoop veel meer milieu- en ruimtewinst worden geboekt als een deel van het private autoverkeer een semiopenbaarvervoerfunctie zou krijgen dan wanneer bus en trein met de beoogde 5 procent zouden groeien, speciaal in de minder verstedelijkte gebieden. De duurzame beleidspunten richten zich echter vrijwel uitsluitend op toekomstige materiële vernieuwingen, het belang en de mogelijkheden van concrete gedragsveranderingen binnen de bestaande situatie worden nauwelijks genoemd. Visie en durf schieten daarmee tekort, en wezenlijke keuzes worden nog steeds vooruitgeschoven.
Van de genoemde beleidsvoornemens kan het meeste effect bereikt worden met de voortschrijdende normstelling, mits dat scherp en consequent gebeurt. Als de rijksoverheid voor een lange termijn volgens een vast patroon jaarlijks stringenter wordende duurzame prestatie-eisen wettelijk voorschrijft, dwingt dat onontkoombaar tot innovatie en gedragsaanpassing. Na jaren van grillig subsidiebeleid zou een voorspelbaar overheidsgedrag de duurzame ontwikkelingen in Nederland eindelijk eens echt goed in gang zetten. Dat geldt niet alleen voor technische voorzieningen maar ook voor ruimtelijke ordening. In plaats van weer een planologisch praatcircus op te starten kan het kabinet beter algemeen geldende ecologische normen stellen voor groenbedekkings- en waterbergingspercentages in zowel stedelijke als plattelandsgebieden. Dan ligt ondanks invullingsvrijheid het eindresultaat bij voorbaat vast, terwijl tegelijkertijd iedereen nadrukkelijk bepaald wordt bij de verantwoordelijkheid voor de eigen duurzame leefomgeving.
Ries van Maldegem, adviserend ingenieur onder meer op het gebied van duurzaamheid
Dit is het derde deel in een serie reacties op de beleidsvoornemens van het kabinet.