Alwetend
Ik zal u tonen dat God een alziend God is. Dat Hij alles ziet en weet, blijkt daaruit dat Hij alles gemaakt en geschapen heeft. Dit bewijst Hij in Psalm 33: „De Heere schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen…” Hij formeert de harten van de mensenkinderen en Hij let op hun werken.
Dat God de mens formeert, is een bewijs dat Zijn ogen de daden van de mensen aanschouwen. Hij is als een pottenbakker die van het geformeerde vat zegt: Hij verstaat het niet en geeft hiermee te kennen dat God, Die de wereld maakt en vormt, een God van kennis en van verstand moet zijn. Bijvoorbeeld: wie een uurwerk maakt, kent de gebreken daarvan. Zo moet ook God, Die de wereld gemaakt heeft, noodzakelijk alles weten wat daarin is. Zie Psalm 94: „Zou Hij, Die het oor plant niet horen? Zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen?” God moet alles weten, want Hij heeft alles gemaakt.God is niet alleen alwetend, Hij is ook alomtegenwoordig. God is op alle plaatsen tegenwoordig, ja zo dat niemand zich kan verbergen of God kan hem zien. God zegt immers: „Vervul Ik niet de hemel en de aarde? Gods alomtegenwoordigheid is een bewijs van Zijn alwetendheid.” Zie Psalm 139: „Gij weet mijn zitten en mijn opstaan.”
Christopher Love, predikant te Londen (”Al de werken”, 1650)