Nederland in spagaat beland
Op de Europese Raad die woensdag en donderdag wordt gehouden, zet Nederland in op een Europees verdrag dat substantieel anders is dan de verworpen grondwet. Maar dan moeten de Europese partners wel door het stof, anders heeft de regering een probleem, stelt prof. dr. Jan Rood.
Tijdens de Europese Raad moeten de Europese leiders tot overeenstemming komen over een mandaat voor onderhandelingen over een nieuw EU-verdrag. Zo’n nieuw verdrag is nodig nu de Europese grondwet na het nee in Frankrijk en Nederland van twee jaar geleden definitief van de baan is. Hoe groot is de kans dat het Duitse EU-voorzitterschap erin zal slagen de lidstaten op één lijn te krijgen? En hoe staat neezegger Nederland ervoor?Het Duitse voorzitterschap heeft hoog ingezet. Het wil een korte ronde van onderhandelingen, die zou moeten beginnen in september en voor het eind van dit jaar zou moeten zijn afgerond met een nieuwe verdragstekst. Alleen binnen dat krappe tijdsschema zal het lukken om het verdrag voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009 in werking te doen treden, dat wil zeggen na ratificatie door alle lidstaten. Een optimistisch scenario, dat alleen kans van slagen heeft als de Europese leiders het eens kunnen worden over een zeer beknopte agenda van punten die inzet zullen zijn van de onderhandelingen.
Compromis
Tot voor kort leek dit een onmogelijke opgave. Tussen de achttien landen die de Europese grondwet geratificeerd hebben en de landen die deze hebben afgewezen dan wel de ratificatie hebben stopgezet, bestond een diepe kloof. De eerste groep wilde de grondwet qua evenwicht en inhoud behouden. Het tweede kamp, met Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië voorop, toonde zich voorstander van een nieuw verdrag dat substantieel zou verschillen van het grondwettelijk verdrag.
Voor het Duitse voorzitterschap is bemoedigend dat na het aantreden van Nicolas Sarkozy als Franse president de verschillen kleiner zijn geworden, waarbij vooral het kamp van de jazeggers water in de wijn lijkt te hebben gedaan. Een nieuw verdrag dat ontdaan is van grondwettelijke elementen (naam, vlag en volkslied) en dat vooral ook korter is, lijkt voor hen nu ook aanvaardbaar. Daarmee zijn zij opgeschoven naar de door Sarkozy al eerder geopperde constructie van een ”traité simplifiée”, een korter verdrag, dat tegelijkertijd voldoende inhoud heeft om het jakamp tevreden te stellen.
Kortom, onder Frans-Duitse leiding tekent zich een aanvaardbaar compromis af. Maar zekerheid daarover is niet gegeven. Zoals altijd zit ook hier het venijn in de staart. De harde Poolse eis van een andere stemverhouding binnen de Unie en de Britse ”red lines” inzake het behoud van vetorecht kunnen voor zware complicaties zorgen, met als resultaat een vaag en breed onderhandelingsmandaat en daarmee het risico van langdurige en moeizame gesprekken over een nieuw verdrag.
Rampscenario
Dan Nederland. Het minste dat geconcludeerd kan worden is dat Nederland niet langer in een isolement verkeert. Met het opschuiven van de achttien en de weerbarstige opstelling van de Britten en de Polen zit Nederland niet langer in de hoek van de boosdoeners. Inhoudelijk tekent zich een compromis af dat in ieder geval ten dele tegemoetkomt aan de eis van het huidige kabinet dat een nieuw verdrag zich „in naam, omvang en inhoud” wezenlijk onderscheidt van het grondwettelijk verdrag.
Tegelijkertijd is ook evident dat deze gunstige ontwikkeling vooral op het conto van Frankrijk moet worden geschreven, dat onder Sarkozy in korte tijd het initiatief naar zich toe heeft getrokken. Nederland gered door Frankrijk! Een boodschap die men in het Haagse liever niet hoort. Maar daarmee is ons land nog niet uit de zorgen. Het huidige kabinet -daarin gesteund door een overgrote meerderheid in de Tweede Kamer- heeft vele eisen, vooral wat de inhoud van het nieuwe verdrag betreft. Die eisen komen er kort gezegd op neer dat Nederland meer waarborgen wil tegen al te grote Europese bemoeizucht.
Dat eisenpakket is een direct gevolg van de huidige politieke verhoudingen, met de ChristenUnie, die traditioneel Europa op afstand wil houden, in de regering en met verkiezingswinst voor de eurosceptische partijen. Maar met dat eisenpakket is het kabinet in een steeds ongemakkelijker spagaat beland. Een spagaat met aan de ene zijde de Europese partners die niet bereid zullen zijn elke Nederlandse eis te accepteren, en aan de andere zijde een eurokritisch thuisfront dat mogelijk via een referendum tot instemming met een nieuw verdrag moet worden verleid.
Daarbij zal de roep om een referendum verder aanzwellen als het kabinet er niet in slaagt de geëiste aanpassingen binnen te halen. En bij een referendum zal de kiezer juist omdat Nederland die eisen niet heeft weten te realiseren, eerder geneigd zijn het nieuwe verdrag af te wijzen. Een rampscenario, dat alleen voorkomen kan worden als dat verdrag inderdaad substantieel anders is. Maar dan moeten de Europese partners wel door het stof. Doen zij dat niet, dan heeft de regering in eigen land een probleem.
De auteur is verbonden aan het Europaprogramma van Instituut Clingendael en is bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht.