Dwaas
Dat het God mocht behagen dat wij allen die uit Babel zijn uitgegaan, in waarheid tot het getal van de wijze maagden zouden behoren. Maar ach, hoeveel aardsgezinde christenen zijn er die de waarheid nalopen doch het Koninkrijk der hemelen vergeten. O, aardsgezinde christenen, wat heeft de wereld toch waarmee zij uw moeite kan belonen? Wat heeft zij, dat u zo verliefd op haar bent? Wat smaak heeft u in haar vergiftige bronnen, terwijl Jezus u de zoete wateren van het eeuwige leven aanbiedt?
Wat beweegt toch uw hart om zo zeer de wereld aan te hangen? Is het ook om datgene wat Paulus schade en drek noemde? Of acht u het verlies deze nachthut van de wereld te verwisselen voor een heerlijk paleis in de hemel? Bent u wedergeboren? Waarom bent u dan deze wereld zo gelijkvormig in de begeerlijkheid van de ogen en de wellusten van het leven?Zou Gods kerk wel zo gezuiverd zijn, dat er geen huichelaars en mondchristenen onder het getal van Gods kinderen zijn, die een gedaante van het christendom hebben maar dat verloochenen? God zal eens de dorsvloer zuiveren en ons ziften als de tarwe. Zou men om Zijn Naam in ellende en banden moeten gaan, ja, de zuivere leer met zijn bloed moeten verzegelen? O, hoe groot getal van dwaze maagden zou er dan zijn.
Koenraad Mell, predikant te Hersfelt (Hessen) (”Godgeleerde keurstoffen”, 1729)