„Christuspredikers zijn zowel arts als patiënt”
„Een dominee is, als bedienaar van het Woord en als prediker van Christus, zowel arts als patiënt. Schuldbesef mag ons niet ontbreken, want anders kennen we zelf Jezus als Zaligmaker niet.”
Ds. P. de Vries sprak dinsdagmiddag tijdens de achttiende Haamstede-conferentie, in Elspeet, over ”Christus alleen en Christus geheel”. De hervormde predikant uit Elspeet zei dat de prediking als doel moet hebben duidelijk te maken dat Christus de enige grond van de zaligheid is. „Christus krijgt pas waarde als Hij wordt geschilderd tegen de achtergrond van Gods heiligheid. Maar het levende geloof zal ook altijd met verwondering vervuld blijven en uitroepen: Is het ook voor mij?’’
Ds. De Vries merkte op dat het feit dat Christus alleen de grond van de zaligheid is, nooit ten koste mag gaan van Christus als geheel. Hij ging daarbij onder andere in op de elementen boetvaardigheid en zondekennis. „Boetvaardigheid is echter geen last, want een christen weet zich in het dienen van God een bevrijd mens.”
Hij riep de conferentiegangers op op een open wijze te blijven spreken over de toe-eigening van het heil en dit niet achterwege te laten. Maar hij riep ook op om vanuit de eigen beleving -„hoewel niet normatief”- mensen het Evangelie te verkondigen. In dat verband gebruikte hij het voorbeeld van een museum in de Vispoort in Elburg. „Daar was, toen ik jong was, heel weinig te zien, maar er was een oude visser die door zijn ervaring mensen wist te boeien, en zo vertelde dat het was alsof je zelf aan het vissen was.” Ds. De Vries schilderde de weg tussen het arminianisme, dat de vrije wil leert, en het hypercalvinisme, waarin het aanbod van genade ontbreekt.
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok, hervormd predikant uit Monster, sprak de meditatieve ochtendlezing uit, over Ezra. „Ezra is wel afgeschilderd als een strikt juridisch denkend man, star en fanatiek.” Ds. Ruijgrok ziet hem vooral als de man die als geestelijk leider, levend vanuit de gemeenschap met God, als hervormer en reformator was geroepen.
Tegelijk zei de predikant dat we uit het bijbelgedeelte kunnen leren dat wat betreft de voortgang van het werk van God, in zowel het kerkelijk leven als in ons persoonlijk leven, onze ontrouw schril afsteekt tegen Gods trouw. Tegen de ambtsdragers en kerkelijk werkers zei hij: „Ook voor ons geldt: Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle. Komt onze dienst op uit ons hart? Hoe zitten wij achter ons bureau op de studeerkamer, hoe bidden wij, hoe staan we op de preekstoel? Is onze prediking geloofwaardig?” Vanmorgen ging ds. Ruijgrok dieper in op het levenswerk van Ezra.
Dr. B. J. Spruyt, hoofd van de redactie politiek van het Reformatorisch Dagblad en aankomend directeur van het Edmund Burke Instituut, hield dinsdagmiddag een lezing over ”Christenen en politiek in het moderne Europa”. Vanuit het perspectief dat Augustinus schetst in zijn boek ”De stad van God”, ging Spruyt in op de vraag welke keuzes christenpolitici in de huidige situatie vooral zouden moeten maken.
Volgens Spruyt dreigt het gevaar van een „tirannie van een meerderheid van postchristelijke mensen die geen voorgegeven morele orde meer erkennen.” Om die reden noemde hij, behalve het waarborgen van de vrijheid van de christelijke godsdienst, een „herleving van fatsoen en karakter, waakzaamheid inzake constitutionele verhoudingen en een rigoureuze aftakeling van vadertje staat” de belangrijkste doelstellingen van christelijk-conservatieve politiek.
Spruyt merkte hierbij op dat een herleving van het besef van vaste, objectieve waarden „waarschijnlijk alleen kans van slagen heeft als de kerk zich weer present stelt in het publieke leven en doordrongen raakt van haar maatschappelijk taak, niet alleen ten opzichte van huisgenoten des geloofs, maar ook als het gaat om de samenleving als geheel. Wie wil dat anderen loyaal met hem zijn, moet zelf ook loyaal zijn.”
Ds. C. G. Vreugdenhil, predikant van de gereformeerde gemeente te Groningen, hield dinsdagavond zijn tweede lezing over het thema heiligmaking. Hij borduurde voort op een opmerking van dr. Martyn Lloyd-Jones, die schreef dat heiligmaking primair Gods werk is, maar ook een aandeel van mensen vraagt. Ds. Vreugdenhil: „De heiligmaking is ten diepste een werk van de drie-enige God. De Vader verkiest tot heiligmaking. Heiliging is niet alleen een opgave, maar ook een genadegave, die reeds van eeuwigheid vastligt.”
De predikant wierp de vraag op of de mens zelf steeds heiliger of kwalitatief beter wordt. „Het antwoord is: Neen, maar de Heilige Geest verlicht ons meer en meer, en daardoor leren we onszelf kennen als steeds onheiliger. Door de gemeenschap met Christus zal onze oude mens hoe langer hoe meer worden gekruisigd. De oude mens wordt niet bekeerd en verbeterd. Die moet sterven. De nieuwe mens moet opstaan en steeds meer invloed krijgen.”
Ds. Vreugdenhil tekende hierbij verder aan dat we dagelijks vergeving van zonden nodig hebben en dat geleerd moet worden te verlangen naar de voleinding en de komende heerlijkheid. Het laatste doel van de heiligmaking is dat „we straks met al onze zintuigen, met onze adem en met onze stem, God zullen verheerlijken. Broeders, pelgrims, hou die eindbestemming voor ogen. Nog een weinig tijds, en Hij Die te komen staat, zal komen.”