„Burger mag eigen gedachten over democratie hebben”
AMSTERDAM - Nederlandse politici tasten in de discussie over de inburgering van nieuwkomers het fundament van het Nederlandse politieke bestel aan. „De overheid blijkt opeens precies te weten wat burgers moeten vinden.”
Dat stelt de Amsterdamse hoogleraar migratierecht prof. mr. T. P. Spijkerboer in zijn nieuwste boek ”Zeker weten”. Volgens Spijkerboer is er een nieuwe consensus in de politiek ontstaan, waarin men zeker weet dat de gelijkheid van mannen en vrouwen, de scheiding van kerk en staat, universele mensenrechten en een bevrijde seksuele moraal tot de kern van de Nederlandse samenleving behoren.Volgens de hoogleraar aan de Vrije Universiteit gaat de politiek daarin voorbij aan het feit dat over al die punten binnen de autochtone Nederlandse samenleving forse meningsverschillen bestaan. „Nu politieke partijen worden geconfronteerd met vermeende tegenstanders, namelijk islamitische migranten, sluiten zij de rijen en dekken zij hun interne verdeeldheid toe.”
Datgene wat kenmerkend zou zijn voor de Nederlandse samenleving, wordt volgens Spijkerboer vooral benoemd in termen die draaien om seksualiteit. „De gelijkheid van mannen en vrouwen wordt telkens weer genoemd, de bevrijde seksuele moraal die blijkt uit naaktstranden en het homohuwelijk en het schudden van handen. Vrijwel alle partijen vinden dat van migranten geëist kan worden dat zij de visies die in Nederland dominant zijn, overnemen. Alleen de ChristenUnie neemt hier stelling tegen, maar de partij vertaalt dat principiële standpunt niet in praktische politiek.”
Spijkerboer zegt zich zorgen te maken over het in zijn ogen ”zeker weten” dat zich van de Nederlandse politiek meester heeft gemaakt. „De overheid weet wat burgers moeten vinden. Ze dient zich echter te onthouden van het zeker weten.” Dat ”zeker weten” tast volgens Spijkerboer een fundament van het Nederlandse politieke bestel aan waarin burgers juist hun eigen gedachten mogen hebben, ook over kwesties als democratie of homoseksualiteit.
Zo wijst de hoogleraar op de verschillen tussen Ayaan Hirsi Ali en Leon de Winter met hun vergaande secularisme enerzijds, tegenover de „religieus geïnspireerde vrouwvijandigheid en homohaat van fundamentalistische moslims en dito christenen” anderzijds. „Tussen die twee uitersten bevindt zich een grote groep burgers die uitingen van religie in de openbare sfeer zeer respectabel vinden, maar die moeite hebben met extreme versies daarvan, zoals Van Dijke en El Moumni.”
De overheid zou in de ogen van Spijkerboer bedreigingen juist zelfverzekerd tegemoet moeten treden. „Ook fundamentalisten uit kerken, moskeeën, synagoges en seculiere tempels zullen dan ervaren dat het hun een echte ruimte biedt om hun eigen ideeën te hebben, te houden en uit te dragen - maar ze moeten accepteren dat anderen dat ook doen.”