Second Life past niet bij stervenskunst
In deze tijd is er een sterke aandacht voor het hier en het nu. Alsof de grote aantrekkingskracht van het aardse leven op mensen al niet groot genoeg is, kan ook een tweede leven -een Second Life- geleid worden.
Het is mogelijk om in het tweede leven, dat via internet geleid wordt, een heel andere identiteit aan te nemen. Je kunt in je eerste leven lid zijn van een van de reformatorische kerken en in je Second Life een leven leiden dat helemaal niet overeenkomt met de beginselen van die kerken.In zo’n situatie valt het leven letterlijk in twee delen uiteen: het echte en het virtuele leven. Het is bekend dat mensen zich met een vrijwel ongeremde gretigheid in die tweede wereld storten en zich daarin uitleven. Is onze ene wereld nog niet genoeg?
Contrast
Deze sterke concentratie op het vergankelijke leven staat wel in schril contrast met het denken in voorgaande eeuwen. De bekende historicus J. Huizinga schrijft bijvoorbeeld in zijn boek ”Herfsttij der Middeleeuwen” dat een edelman op de volgende wijze vermaand werd: „Wanneer hij zich te bed legt, bedenke hij dat gelijk hij nu zichzelven neerlegt in het bed, spoedig zo zijn lichaam door anderen in het graf zal worden gelegd.”
De aandacht voor de dood die in iedere cultuur en samenleving een belangrijke rol speelde, staat in het christelijke westen bekend onder de benaming van de leer van de vier uitersten. Daaronder verstond men de aandacht voor de dood, voor het oordeel, voor de gelukzaligheid en voor de rampzaligheid. Het doel van die voortdurende gerichtheid op en de regelmatige meditatie over de vier uitersten was het ontwikkelen van een houding ten aanzien van de stervenskunst.
Een indrukwekkend voorbeeld van de zogenaamde euthanasialiteratuur is afkomstig van de Eibergse predikant Willem Sluiter. Een aantal jaren na de dood van zijn vrouw in 1664 gaf hij het werkje ”Christelike Doodts-Betrachting bestaende in verscheyden Sterf-gesangen” uit. In dit lezenswaardige boekje, dat toegelicht en heruitgegeven is door de neerlandicus A. J. H. G. Ronhaar, komt de noodzaak van het voorbereiden op de dood nadrukkelijk naar voren. Ds. Sluiter sprak bijvoorbeeld ook de jeugd aan:
Mijn jeugdig bloet, en dees mijn frissche leden,
Laet die my doch niet vleyen, noch bereden (= overreden)
Als of ik noch waer scheut-vry (=niet te treffen) door de doot,
En of zijn pijl alleen naar d’oude (= oude mensen) schoot.
Werk
Ook bij vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie is over het naderende levenseinde van iedereen te lezen. Ze zagen dat allerlei zaken van dit tijdelijke leven veel mensen intensief bezighouden, terwijl er vaak slechts geringe zorg is voor het leven na dit leven.
Abraham Hellenbroek somt in een van zijn preken de ijverige en toegewijde zorg op van diverse groepen mensen voor hun werk. Aan het einde van die opsomming stelt hij samenvattend vast: „In het kort, de hele wereld is vol nauwkeurige opmerking, omtrent alles dat buiten dat grote stuk is, de zaligheid van de ziel. (…) Daar hebben duizenden nauwelijks eens tijd toe om er in ernst om te denken; dagen, weken, maanden, jaren slijten zij in acht te nemen op andere dingen. Wat zijn het weinige ogenblikjes en uurtjes die zij ooit besteed hebben aan het acht nemen op de grote zaligheid.” In dit citaat is eveneens sprake van onderwijs dat te maken heeft met de leer van de vier uitersten.
Bij het accent dat door vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie werd gelegd op de noodzaak van voorbereiding op de dood, sluit de plicht om zelfonderzoek te verrichten aan. Dat aspect is eveneens typerend voor deze stroming. Om bij de reeds geciteerde Hellenbroek te blijven, in zijn nagelaten geschriften zijn veel oproepen te vinden om dat belangrijke werk te doen. Begrippen als tijdgeloof, wondergeloof, gedaante van godzaligheid, uiterlijke godsdienstigheid en ingebeeld geloof komen met regelmaat naar voren. Hij noemt dat een „allerschadelijkst bedrog, omdat het hen het in waarheid komen tot God in Christus zelf, zolang als zijn in dat dodelijk bedrog blijven liggen, volstrekt belet.”
Matigheid
De leer van de vier uitersten en de oproep tot biddend en ernstig zelfonderzoek komen in onze sterke aardsgerichte samenleving niet zo vaak meer voor. Die trend gaat onze gezindte ook niet voorbij. Hoeveel aandacht wordt er besteed aan het doordenken van allerlei ethische zaken? Het is van groot belang dat die bezinning plaatsvindt. Niemand zal dat ontkennen.
Daarmee valt tegelijkertijd veel aandacht op het maatschappelijk functioneren. Als die aandacht dan ook nog versterkt wordt door Second Life, blijven er in de woorden van Hellenbroek maar zeer weinige ogenblikjes en uurtjes over om zich bezig te houden met de dingen van het leven na dit leven. Alleen al om die reden mag Second Life in onze gezindte geen voet aan de grond krijgen.
Het tegenovergestelde zou moeten plaatsvinden, namelijk meer gestructureerde aandacht in onze gezinnen, kerken en scholen voor de leer van de vier uitersten in reformatorische zin en voor zelfonderzoek. Het voorbeeld van ouders en anderen in matigheid ten aanzien van ambities op welk terrein dan ook speelt daarbij een grote rol.
De auteur is voorzitter van de centrale directie van het Van Lodensteincollege.
Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.