Particulier natuurschoon moet ondersteund
Particulier natuurschoon wordt in toenemende mate onbetaalbaar. Lokale overheden moeten daarom agrariërs en landgoedeigenaren van geld en middelen voorzien, stelt ing. Pieter Noordanus
. Het buitengebied van Nederland ’verparkt’. Door de grote toename van recreatief gebruik wordt het beheer van particulier natuurschoon onbetaalbaar. Om tolpoortjes op wandelpaden te voorkomen, moet de overheid een helpende hand bieden. Bijvoorbeeld door lokale heffingen aan natuurgenieters deels terug te sluizen naar agrariërs en landgoedeigenaren.
Voor een museum betalen we 10 euro entree, een pretpark rekent zonder blikken of blozen 25 euro. De wandeling of fietstocht over eigendommen van particulieren is gratis. Hooguit laat menigeen als dank wat plastic of ander afval achter. Ik ben van mening dat particulier natuurschoon wat mag kosten voor degenen die ervan genieten.
Voor niet-particulier natuurschoon is dat al het geval. De belastingbetaler draagt bij aan het nationale natuurbezit. Maar een fors deel van het natuurschoon in Nederland is privébezit van agrariërs en landgoedeigenaren die vaak met moeite de eindjes aan elkaar kunnen knopen. Dus niet van de zogenaamd steenrijke baron op het kasteel. Fiscaal voordeel en hier en daar een subsidie vormen voor hen geen rijke bron van inkomen. Integendeel, zij wensen dit bezit te bewaren voor toekomstige generaties en ervaren daarbij de zorgen die het beheer en onderhoud met zich meebrengen.
De Nederlandse natuur wordt steeds intensiever belast. Dankzij mountainbikes is het bos toegankelijk geworden voor de fiets. Met de gps in de hand wijken steeds meer wandelaars af van de gebaande paden, met alle gevolgen voor flora en fauna. Het onderhoud neemt toe, wordt complexer en dus duurder. Voor duizenden bezitters van particulier natuurschoon is onderhoud een negatieve investering. Iets dat de meeste particulieren niet lang kunnen volhouden. Verkopen of afsluiten voor het publiek van hun domein zijn dan voor de hand liggende oplossingen.
Recent onderzoek van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) toont aan dat de gewenste natuurkwaliteit in particulier gebied achteruitgaat ten opzichte van niet-particuliere natuurgebieden. Oorzaak: boeren en landgoedeigenaren hebben geen geld meer voor onderhoud. En dat wringt onder andere met de ambitieuze beleidsdoelstellingen die het Rijk heeft om in 2018 ruim 42.000 hectare nieuwe natuur in particulier beheer te realiseren op voormalige landbouwgronden.
Tussenweg
Het plaatsen van tolpoortjes of kassa’s aan het begin van het bospad is natuurlijk geen optie. Daarbij hebben fiscale mogelijkheden hun grenzen, aan het nultarief successierechten bij de overdracht van natuurgebieden heeft de huidige bezitter immers niets. Directe subsidieregelingen zijn welkom, maar eveneens onvoldoende. Er is meer nodig. En dat kan er komen via de lokale overheid. Zoals de rijksoverheid kan faciliteren, zo kan de gemeente dat ook. Die zit ’boven op’ de lokale natuur en de natuurbezitter.
Op basis van lokale cijfers over gebruik en belasting van natuurgebieden kunnen gemeenten in direct contact met de eigenaren van landgoederen en natuurgebieden problemen identificeren en oplossingen aandragen. Heel praktisch, door bijvoorbeeld een deel van onderhoud, toezicht en beheer door gemeentelijke diensten te laten uitvoeren. Maar ook financieel, door wellicht delen van de opbrengst van toeristenbelasting of andere heffingen ten goede te laten komen aan de mensen die de aantrekkelijkheid van een gemeente bepalen voor bewoners of toeristen.
Ik besef dat niemand zit te wachten op lastenverhogingen. Ik weet echter ook dat er evenmin iemand is die de teloorgang van het nationale natuurschoon voorstaat. Een tussenweg moet mogelijk zijn, en is ook mogelijk.
De auteur is rentmeester bij Accon avm Rentmeesters.