Kerk & religie

Middeleeuwse vroomheid aan de IJssel

WINDESHEIM - Rank en hoog rijst in het landelijke plaatsje Windesheim aan de IJssel de kerk van de hervormde gemeente op. De opvallende bouw, oorspronkelijk drie verdiepingen boven de begane grond, roept gedachten op aan een ver en rijk verleden. Het bijzondere gebouw was oorspronkelijk een bierbrouwerij, restant van het eerste klooster van de Moderne Devotie dat in 1387 in Windesheim gesticht is. Aan een richel in de zijmuren is nog zichtbaar waar de balken zaten van de vroegere eerste verdieping, waar het graan werd opgeslagen.

Dr. J. de Gier
24 May 2007 10:08Gewijzigd op 14 November 2020 04:47
WINDESHEIM – Een deel van de grafsteen van Dirc van Herxen is ongeveer een eeuw geleden teruggevonden, op zijn kop, als stoepsteen bij een boerderij. Eind 2005 kreeg hij uiteindelijk een plek achter in de hervormde kerk te Windesheim. Foto RD, Sjaak Verbo
WINDESHEIM – Een deel van de grafsteen van Dirc van Herxen is ongeveer een eeuw geleden teruggevonden, op zijn kop, als stoepsteen bij een boerderij. Eind 2005 kreeg hij uiteindelijk een plek achter in de hervormde kerk te Windesheim. Foto RD, Sjaak Verbo

Achterin deze kerk is nog iets heel bijzonders te zien: een halve grafzerk, met een scheur erdoorheen, op een sokkel. Het is een figuurzerk: binnen een boog met versieringen staat een priesterfiguur afgebeeld. De Latijnse inscriptie op de tekstband bevat een naam: ”theodoricus de herxen”, ofwel Dirc van Herxen. Met hem zijn we middenin een vroomheidsbeweging beland die eind veertiende eeuw begon bij Geert Grote.Geert Grote (1340-1384) was een geletterde burgemeesterszoon uit Deventer die bestemd leek voor een prachtige kerkelijke carrière. Toen hij begin dertig was, werd hij ernstig ziek. Vermoedelijk hierdoor veranderde zijn leven totaal. Hier ligt ook het begin van de Moderne Devotie, de vroomheidsbeweging die ontstond in de IJsselstreek en een wijd verspreidingsgebied kreeg in de Nederlanden en tot ver over de grenzen.

Thomas a Kempis heeft de bekering van Geert Grote zo samengevat: Hij veranderde van rijk tot arm, van trots tot nederig, van nieuwsgierig tot eenvoudig en vroom. Hij deed afstand van lucratieve kerkelijke ambten. Zijn huis in Deventer stelde hij beschikbaar voor vrome vrouwen die hun leven in een samenlevingsverband zonder kloostergelofte aan God wilden wijden. Het kreeg de naam Meester Geertshuis.

Deze vrouwen kozen voor een leven van meditatie en gebed en door handenarbeid voorzagen ze in hun levensonderhoud. Later werd de regel ingevoerd dat hun bezit gemeen (gemeenschappelijk) was. Vandaar de naam ”zusters van het gemene leven”.

Felle preken
Na zijn bekering trok Geert Grote zich eerst terug in het klooster Monnikenhuizen bij Arnhem, waar hij zich tot diaken liet wijden Na die jarenlange bezinning trok hij als volksprediker het land in. In Zwolle, Kampen, Utrecht, Gouda en vele andere steden hield hij felle preken. Scherp keerde hij zich tegen het zedelijk verval, de misstanden bij kerk en geestelijkheid.

Na enige jaren kwam hier abrupt een eind aan. Zijn preken riepen zo veel weerstand op, dat tegenstanders het bij de bisschop van Utrecht voor elkaar kregen dat diakenen een preekverbod kregen opgelegd, een verbod dat dus ook diaken Grote trof.

Maar al stond hij niet meer op de preekstoel, hij bleef in zijn omgeving inspirerend bezig in woord en daad. Vooral ook met de pen, onder meer het vertalen van Latijnse teksten in de volkstaal. Hij kreeg een kring van volgelingen om zich heen. Onder hen waren Johannes Brinckerinck (1359-1419) en Floris Radewijns (1350-1400). De laatste stichtte de eerste gemeenschap van mannen die hun leven aan God wilden wijden, in eenzelfde samenlevingsverband als de vrouwen in het Meester Geertshuis.

Deze broeders van het gemene leven vestigden zich in een huis te Deventer dat de naam Heer Florenshuis kreeg. Ze kwamen vooral aan de kost door het kopiëren van handschriften: ”preken met de handen”!

Grote stierf in 1384 aan de pest, 43 jaar oud. Maar de beweging die hij op gang zette, waaierde uit, eerst in de IJsselstreek en vervolgens ver daarbuiten.

Windesheim
Sommige devoten hadden toch behoefte aan een teruggetrokkener leven. Dit leidde tot de stichting van nieuwe kloosters, door de kerkelijke instanties erkend, kloosters die zich nadrukkelijk verbonden wisten met de geest van de Moderne Devotie. Het eerste mannenklooster is dat van Windesheim, gesticht in 1387, drie jaar na de dood van Geert Grote. In 1987, 600 jaar later, vond in Zwolle en Windesheim een uitgebreide herdenking plaats met muziek en lezingen.

Daarna volgden vrouwenkloosters: het eerste in 1408 te Diepenveen bij Deventer. In Windesheim ligt het begin en het restant, het huidige kerkgebouw is nog zichtbaar. Het kloosterverband kreeg de naam Congregatie van Windesheim.

De beroemdste kloosterling van de congregatie is zonder twijfel Thomas a Kempis (1379/80-1471) met zijn boek ”De Imitatione Christi” (Over de navolging van Christus), waarschijnlijk na de Bijbel het meest gelezen christelijke boek. Het vond ook zijn weg naar de reformatoren en de nadere reformatoren. Voetius noemde het ondanks kritiek een ”gulden boekje”.

In de roman ”Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink leest vader Hans Sievez behalve uit werken van de oudvaders regelmatig uit dit boekje. Dit lijkt overigens niet authentiek, maar eerder iets wat voortvloeit uit de vrije verbeelding van de romanschrijver. Dr. C. Graafland heeft er al op gewezen dat de praktische vroomheid van de Moderne Devotie de zeventiende-eeuwse gereformeerde piëtisten wel aansprak, maar dat dit in de achttiende eeuw ging verschuiven.

Zo groeide de Moderne Devotie uit tot een brede beweging met meerdere takken: de zuster- en broederhuizen met vrouwen en mannen in een samenlevingsverband zonder kloostergelofte en de kloostergemeenschappen van de Congregatie van Windesheim. Daarnaast ontstonden ook nog andere gemeenschappen onder invloed onder invloed van de Moderne Devotie.

Moderne Devotie
De Moderne Devotie moeten niet als een voorloper van de Reformatie beschouwend worden. Het is een vroomheidsbeweging binnen de middeleeuwse kerk, de Rooms-Katholieke Kerk dus. Ze vormde geen reactie op de leer en de gegroeide traditie van de kerk, maar op de praktijk.

De naam, die ongeveer een halve eeuw na het ontstaan gangbaar werd, verwijst naar een ’oude’ devotie: die van de eerste christengemeente, beschreven in het boek Handelingen, en van de oudchristelijke kerk. Op die devotie richtten Geert Grote en zijn volgelingen zich. Wat in Handelingen 2 en 4 staat over de eerste christenen, moest weer tot leven komen: Ze „hadden alle dingen gemeen” (gemeenschappelijk). Ze waren eendrachtig en leefden in „eenvoudigheid des harten.”

De devoten hadden geen behoefte de kerk uit te gaan. Ze wilden wel op diepvrome, geestelijke wijze bezig zijn binnen de kerk. De bekende historicus Huizinga spreekt in ”Herfsttij der Middeleeuwen” van „innigheid” en „aandoenlijkheid” die na Geert Grote in een „stille bedding” terechtkwam. Het ging om een stil en vroom leven, gevuld met geestelijke lectuur, meditatie en gebed én gevuld met arbeid: het kopiëren van handschriften met geestelijke inhoud, waaronder Bijbels en gebedenboeken, het vertalen van oudchristelijke geschriften uit het Latijn, zielszorg aan de zusterhuizen en aan de scholieren van de stadsscholen.

Arbeid werd als zeer nuttig gezien: het hield de verkeerde lusten in toom. Boeken en teksten namen een grote plaats in bij de moderne devoten: ze lazen veel, niet in het minst ook in de Bijbel. En uit deze kring zijn ook allerlei teksten -deels met literair niveau- overgeleverd: preken, traktaten, gebeden, gedichten en liederen.

Wat bij Geert Grote en zijn generatie begon, werd voortgezet door volgende generaties. Daartoe behoort ook Dirc van Herxen, wiens naam is gebeiteld in de grafzerk in de kerk te Windesheim.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer