Anders dan de rechtbank veroordeelde het hof de man niet voor moord. Het hof denkt dat de dood van de vrouw het gevolg was van een uit de hand gelopen ruzie. H. had een relatie met het slachtoffer en was bij haar op bezoek. Hij sloeg het slachtoffer met een ijzeren staaf op het hoofd en zou haar vervolgens hebben gewurgd. Het dode lichaam van de destijds 28–jarige vrouw werd een aantal weken later in haar woning aangetroffen.H. heeft de schuld aan de dood van zijn vriendin altijd ontkend. In hoger beroep betoogde zijn raadsman, M. Van Stratum, dat de vrouw mogelijk door iemand anders om het leven is gebracht. Er werden namelijk DNA–sporen van een onbekende persoon op het lichaam van het slachtoffer gevonden.

Maar volgens het hof waren die sporen onvoldoende om H. vrij te pleiten. Daarvoor waren de aanwijzingen in zijn richting te sterk. Zo bekende hij de ruzie met Cindy en de slag met de staaf op haar hoofd. Omdat de wurging bijna onmiddellijk daarna plaatsvond, achtte het hof het onmogelijk dat iemand anders dan H. Cindy doodde.

De rechtbank veroordeelde H. tot 12 jaar gevangenisstraf. Later kreeg hij er nog een half jaar celstraf bij omdat hij een medegevangene met een koekenpan op het hoofd had geslagen. Het hof legde echter één straf op voor beide feiten.

De uitspraak in het hoger beroep was conform de eis.