Tijdelijk huwelijk tussen regime en politiek in Algerije
APELDOORN - Geen Algerijn maakt zich druk over de vraag wie de parlementsverkiezingen van donderdag wint. Die uitslag staat toch bij voorbaat al vast. De bevolking is veel bezorgder over het toenemende geweld. Want ook in Noord-Afrika lijkt al-Qaida op te rukken.
Al sinds 1991 zijn verkiezingen in Algerije een omstreden onderwerp. In dat jaar annuleerde de regering de stembusstrijd toen het fundamentalistische FIS een grote zege dreigde te behalen. Militairen namen de macht over en kondigden de noodtoestand af, die tot op de dag van vandaag voortduurt.De maatregel leidde tot een jarenlange ”vuile oorlog” tussen regeringstroepen en islamistische rebellen. Regelmatig hadden gruwelijke moordpartijen onder de burgerbevolking plaats. Het conflict kostte naar schatting 150.000 mensen het leven. Het geweld nam geleidelijk af nadat president Abdelaziz Bouteflika in 1999 een verzoeningsproces in gang zette.
De afgelopen maanden is Algerije echter opnieuw regelmatig door aanslagen opgeschrikt. Vorige maand nog kwamen bij een driedubbele bomaanslag in de hoofdstad 33 Algerijnen om het leven. De verantwoordelijkheid werd opgeëist door de ”al-Qaida Organisatie in de Islamitische Maghreb”, een van de vele terreurcellen die zich wereldwijd aan al-Qaida hebben gelieerd.
De al-Qaida Organisatie in de Islamitische Maghreb is voortgekomen uit de meest gevreesde Algerijnse terreurbeweging, de ”Salafistische Groep voor Prediking en Strijd” (GSPC). Die organisatie, opgericht in de jaren ’90, zaaide een tijd lang dood en verderf, vooral op het platteland. De GSPC weigerde een aanbod voor amnestie en zou zich naar verluidt afgelopen september bij al-Qaida hebben aangesloten.
Ook elders in Noord-Afrika lijkt al-Qaida zich steeds meer te gaan roeren. In januari werden twaalf mensen in het Tunesische Solimane doodgeschoten door mannen die banden met de GSPC hadden. In Marokko bliezen eerder deze week drie vermoedelijke al-Qaidaterroristen zichzelf op. Ook in Mauritanië zou de groepering actief zijn.
De leider van de al-Qaida Organisatie in de Islamitische Maghreb, Abou Moussab Abdelaouadoud, riep deze week op tot een boycot van de Algerijnse verkiezingen. In zijn boodschap, uitgezonden door de Arabische tv-zender al-Jazeera, noemde Abdelaouadoud de stembusstrijd „een komedie.” „Iedereen die hier aan deelneemt, begaat een zonde.”
Dat de verkiezingen niet veel meer dan een schijnvertoning zijn, is een conclusie die veel Algerijnen met de terroristenleider delen. In 2002 won de regeringspartij FLN 199 van de 380 zetels in het parlement. De twee andere coalitiepartijen sleepten in totaal nog eens 71 zetels in de wacht, zodat zij gezamenlijk over een zeer riante meerderheid beschikten. Die situatie zal na donderdag nauwelijks veranderen, schatten analisten in.
De oppositie heeft de stembusstrijd opnieuw geboycot. Volgens oppositieleider Hocine Ait Ahmed ontberen de verkiezingen elke legitimiteit, omdat in Algerije nog altijd de noodtoestand van kracht is, fundamentalistische partijen verboden blijven en de militaire machthebbers het uiteindelijk voor het zeggen hebben. „Deze verkiezingen zijn slechts een tijdelijk huwelijk tussen het regime en de politieke partijen, aldus Ahmed.
De kans dat de Algerijnse regering na donderdag een andere koers gaat varen, is dan ook betrekkelijk klein. De overheid treedt vooralsnog nauwelijks op tegen terreurbewegingen, uit angst het land opnieuw in een burgeroorlog te storten. In de ogen van de bevolking brengt die afwachtende houding een intern gewapend conflict echter juist dichterbij.