„Goddelijke liefde is gevende liefde”
„Naastenliefde zonder God, dat is de echte naastenliefde niet. Dat is alleen maar zondige eigenliefde.” Over het thema ”God heb ik lief” sprak zaterdagavond ds. A. B. van der Heiden op een appèlavond van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG). Het was de eerste in een reeks van tien districtsavonden ter inleiding van het nieuwe verenigingsseizoen.
Veel mensen zeggen dat God liefde is, zei de predikant van Oostkapelle. „Ze menen dat er daarom geen hel kan zijn. Maar God heeft in de eerste plaats Zijn eigen eer en Zijn eigen Naam lief. Daarnaast heeft God ook een schare van diepgevallen, zondige mensen uit alle volken liefgehad. De Heere wil dat mensen Hem weer zullen liefhebben, eren en prijzen.”
God is liefde. „Maar daarmee is niet alles over Hem gezegd. Hij is ook heilig, rechtvaardig, almachtig en een verterend vuur. Als we ”God is liefde” isoleren van al het andere dat de Bijbel over God openbaart, vormen we een verwrongen beeld van God, een zeer eenzijdige, puur menselijke voorstelling.”
Goddelijke liefde is een gevende liefde, zei ds. Van der Heiden. „Waarachtige liefde is uit God, komt bij Hem vandaan. Die liefde is vrucht van de wedergeboorte. Om zo te kunnen liefhebben, is het nodig dat je God kent. Die kennis komt niet uit mensen voort, maar uit God Zelf.”
Als de Heere een zondaar bekeert, wordt er altijd iets van de liefde van God in het hart uitgestort. Dan komt er wederliefde tot God, vanuit het gemis, vanuit je ongeluk. Dan begin je lief te krijgen wat Hij liefheeft, en dan krijg je een afkeer van wat Hij haat. Dat is een radicale ommekeer. Dan ga je inzien hoe erg de zonde tegen God is. Je wordt bedroefd. Het doet pijn in je hart dat je tegen een God gezondigd hebt Die het alleen maar goed gedaan heeft in je leven. Wat een wonder als Hij je dan laat zien dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft tot verzoening van je hemelhoge schuld.”
Door de liefde van God krijg je ook liefde tot je naaste, zei de predikant van Oostkapelle. „Dan ga je de nood van je medemens op reis naar de eeuwigheid zien. Dan gun je de duivel er niet één en ga je je naaste proberen te winnen voor de Heere en Zijn dienst.”
Ds. Van der Heiden besloot zijn referaat met het beeld van de voetwassing in de paaszaal: De Zaligmaker is met Zijn jongeren bijeen om nog eenmaal Pascha te houden. De discipelen ruziën over de vraag wie van hen toch de meeste zou zijn. Bij de ingang van de paaszaal wordt plotseling de vraag gesteld: Wie zal nu ieders voeten wassen? „Petrus? Nee, Petrus voelt zich op dit moment de belangrijkste van allemaal. Johannes dan? Of Jakobus, of Judas? Nee, slavenwerk is geen werk voor een discipel. Dan staat Jezus op. Hij zal de voeten van Zijn discipelen wassen.”
Het zal wel stil geworden zijn in de paaszaal, dacht ds. Van der Heiden. „In het licht van Jezus’ zelfverloochenende liefde moeten alle discipelen zich wegschamen. Hier komt de liefde van de Zaligmaker openbaar. Deze voetwassing is het beeld van de geestelijke reiniging van de zonde. Maar het is ook een boodschap voor ons allemaal. Van ware liefde tot God kan alleen maar sprake zijn als we deel hebben aan de Heere Jezus. Is jouw leven al veranderd door Zijn liefde? Alleen in de weg van bekering en geloof gaan we die liefde ervaren en kunnen we zeggen: God heb ik lief.”