Rechtvaardige
De profeet Jesaja beschrijft hier de dood en het einde van een kind van God, in zijn rechte gedaante. Zij worden genaamd rechtvaardigen. Het is voor hen een erenaam die alleen Gods kinderen toekomt.Zo worden Noach, Abraham, Job en Lot rechtvaardigen genoemd. Niet omdat ze dat zijn naar de wet, want niemand is rechtvaardig, ook niet tot één toe. Zij worden ook niet zo genoemd omdat ze zonder zonden zijn. Dat is alleen het voorrecht van de hemel, van de engelen en de geesten van de volmaakte rechtvaardigen. Hier bidden Gods kinderen: „Gaat niet met uw knecht in het gericht, want niemand kan voor Uw aangezicht bestaan.” Rechtvaardigen zijn zij, die door het geloof de gerechtigheid van Christus hebben aangenomen. Die is uit vrije genade hun toegerekend. Zij zijn ontslagen van de schuld en hebben een recht op het eeuwige leven. Deze rechtvaardigen oefenen in hun wandel de heiligmaking en zijn vervuld met vruchten van de gerechtigheid.
De weg die Gods kinderen bewandelen, is die van de geboden des Heeren. David zegt dat zij gelukzalig zijn die in de weg des Heeren gaan. Hun voeten waar zij die weg mee bewandelen, is het geloof. Zij bewandelen een heilige weg, ja, een weg van liefde. Het einde van hun wandel is Gods eer, voorgaande en lichtende tot de volle dag.
Henricus de Frein, predikant te Middelburg (Het zalig uiteinde van J. Plancius, 1725)