Houd moed
Ik moet en mag niet verzuimen mij nog tot u te wenden die gebroken bent van hart en recht verbrijzeld van geest. Uw stenen hart is aanvankelijk veranderd in een vlezen hart. Onder zulke bedrukte en bekommerde zielen zijn er die klagen over de ongevoeligheid en de hardheid van hun hart. Zij vrezen dat hun hart nooit recht is verbroken en verbrijzeld. O, zuchten zij soms, mijn hart is zo hard als een keisteen. Zij klagen met de kerk: „Heere, waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, en waarom verstokt Gij ons hart?”Maar weet, dat klagen over een ongevoelig en een hard hart, als het niet alleen lippenwerk is, wel een bewijs is dat u een week en gevoelig hart heeft ontvangen. Ja, dat er leven vanbinnen is, want een dode heeft geen gevoel en kan niet klagen. Er zijn ook mensen die vrezen dat ze nooit recht verbroken van hart zijn geweest, omdat ze op een zachtere wijze door de Heere zijn getrokken. Maar wij zeggen u: De Heere ziet het wezen aan, of de wortel van de zaak in u wordt gevonden, of uw berouw over de zonden oprecht is.
Welaan dan, bekommerde zielen, zo de Heere vertoeft, verbeid Hem. Hij zal zeker komen en niet achterblijven. Wacht op de Heere, zijt sterk, ja wacht op de Heere. Hij zal uw hart versterken. Geef de moed niet op, maar zoek het gelovig in des Heeren hand te geven.
Joachimus Mobachius, predikant te Nijkerk (Christelijke zedenkunst, 1741)