De les van het vossengat
Hij leeft in twee werelden. Aan deze en aan gene zijde van de oceaan. Van geboorte een Fries voelt zakenman Stanley Boersma (70) zich na een halve eeuw Californië in de eerste plaats Amerikaan. Toch laat Nederland hem niet los. Enkele maanden per jaar verruilt de orthodox-christelijke multimiljonair Danville in de States voor het Hollandse Lage Vuursche om met zijn vrouw neer te strijken op Klein Drakestein. „God heeft ons materieel én geestelijk rijk gezegend.”
De weg van Baarn naar Lage Vuursche loopt dwars door het bos. De zon werpt zijn goudgele stralen langs bruine boomstammen. Een schimmig spel van licht en donker is het fraaie resultaat.De weg mondt uit in hartje Lage Vuursche, gelokaliseerd door een markante boom. De reiziger heeft twee mogelijkheden: rechts of links. Rechts voert langs Klein Drakestein, omgeven door een omheining met acht ingangen. „Neemt u de tweede ingang maar”, zei Boersma behulpzaam door de telefoon.
Het hek zwaait open voordat de intercom is gebruikt. Boersma heeft binnen op zijn videoscherm gesignaleerd dat er iemand aan de poort staat. Eén klik op de afstandsbediening is voldoende. Vrijwel geruisloos sluit het hek zich weer.
Onmiddellijk vangt het monumentale pand, recht tegenover de ingang, de aandacht. De benaming kasteel is te veel eer, maar herenhuis is weer te mager. Allure hééft het. Het bouwwerk is de kleine broer van Groot Drakensteyn -de naam wordt bewust anders gespeld-, waar koningin Beatrix met haar gezin woonde voordat zij de troon besteeg.
Op dit moment staan ze allebei leeg. Groot Drakensteyn wordt gerenoveerd, volgens ingewijden omdat de koningin als zij stopt met regeren zal terugkeren naar Lage Vuursche. Ook Klein Drakestein krijgt van binnen een flinke opknapbeurt. Boersma en zijn vrouw wonen daarom tijdelijk in het gastenverblijf boven het 18e-eeuwse koetshuis.
Tweede blikvanger op het terrein is de Orangerie, waar Boersma bijeenkomsten voor uiteenlopende groepen gasten houdt. In de grote zaal bevindt zich een vierklaviers Monarkeorgel van Johannus en een concertvleugel van Bösendorfer. Boersma wijst naar de hoek van het sfeervolle vertrek: „Daar ligt een eiken parketvloer. Die kan ik met één druk op de knop ruim vier meter omhoog laten gaan. Eronder zit een zwembad.”
De Orangerie is vanaf het woonhuis ondergronds te bereiken. Speciaal voor dat doel liet Boersma een tunnel onder het gazon aanleggen. De tunnel hangt vol met kunstwerken van beroemde schilders als Johannes Bosboom, Margaretha Roosenboom en Theophile de Bock.
Een leuk visitekaartje, zo’n ondergrondse corridor?
„Ik heb het vooral voor het gemak gedaan. Nu hoef ik niet in de kou in m’n zwembroek over het gazon naar de Orangerie.”
Het eerste -telefonische- contact met Boersma verloopt wat moeilijk. De vraag luidt of hij wil meedoen aan een serie interviews met christenen in de vuurlinie. Boersma heeft er weinig trek in. De reden is even helder als ontwapenend: „Ik heb nooit zo in de vuurlinie gestaan. Wie ben ik dan om over ethische dilemma’s te spreken?”
Toch wil de Amerikaans-Nederlandse zakenman wel instemmen met een vraaggesprek. Maar niet zonder condities. „Niet iedereen in de reformatorische achterban kan rijkdom waarderen. Er zijn mensen die met een donkere bril op naar mij kijken. Daarom moet het interview niet te veel over materiële zaken gaan. Ik meen wat ik zeg: Alles wat ik bezit, heb ik van de Heere gekregen.”
Na deze persoonlijke ontboezeming is de afspraak snel gemaakt. Als hij zijn gast enkele uren na het telefonisch contact rondleidt over zijn 11 hectare tellende grondgebied, komt hij op zijn woorden van die ochtend terug. „Ik liep hier eens met ds. J. C. Stelwagen. Hij vroeg aan mij: „Hoe gaat u met uw bezit om?” Ik wees naar de grond: Dominee, ziet u dit vossengat? De vossen hebben holen, de vogels nesten, maar de Zoon des Mensen heeft niets waar Hij zijn hoofd kan neerleggen. Aan die Bijbeltekst moet ik vaak denken als ik hier langskom.”
Boersma heet eigenlijk geen Stanley, maar Sake. „Sake kan echter niemand in Amerika fatsoenlijk uitspreken, vandaar Stanley.” De in het Friese Tzum geboren zakenman groeit op in Den Haag, waar zijn vader werkt als verpleegkundige. In 1956 besluiten zijn ouders te emigreren naar Californië. „Mijn vader zocht een betere toekomst voor zijn kinderen. In de jaren vijftig was het in Nederland niet zo best. Hoewel…” Boersma aarzelt. „Wij hadden het als gezin niet slecht. We bezaten een bromfiets. Dat was voor die tijd heel wat.”
Een neef van Boersma’s moeder, die de oversteek eerder maakte, regelt een huis en werk. De 19-jarige Stanley komt, met zijn Nederlandse hbs-diploma op zak, bij een staalbedrijf terecht. „Ik moest de hele dag bouten maken met een stansapparaat. Daar zat natuurlijk weinig uitdaging in.”
Via via gaat Boersma op de tekenkamer van een bouwbedrijf aan de slag. Tegelijk doet hij de avonduniversiteit. In 1972 neemt Boersma het bouwbedrijf over. Vanaf dat moment gaan de zaken voor de wind. Terugkijkend: „Het was hard werken. Weken van 65, 70 uur waren heel normaal. Ik heb elf jaar geen vakantie gehad. We hebben 81 kerken, 42 winkelcentra en honderden fabrieks- en opslaghallen gebouwd. Het bedrijf wordt sinds vorig jaar gerund door mijn kinderen. Ik ben aandeelhouder, maar op afstand aanwezig. Je moet je opvolgers niet voor de voeten lopen.”
Ondanks de materiële welvaart blijven de zorgen aan de andere kant van de oceaan niet uit. Boersma: „In 1978 kreeg onze jongste dochter kanker. Zij is een moeilijke weg gegaan en het was ook voor ons als ouders een zware beproeving. Ik heb in die periode geleerd dat je in je leven tijd moet vrijmaken voor andere dingen dan werken.”
De techneut in Boersma zit intussen niet stil. Zo ontwerpt hij voor zijn gezin een zevenpersoonscamper waarmee de familie vele landen in Europa bezoekt. „Overal waar we waren, kwamen er mensen op ons af om te vragen of de camper te koop was. Er zaten talloze snufjes in, zoals een airco, een toilet, een stofzuigersysteem en een aggregaat. Als we ergens arriveerden, waren we in vijf minuten uitgepakt, terwijl anderen een halve ochtend bezig waren om zich te installeren.”
De vele bezoeken aan Europa brengen Boersma en zijn vrouw op het idee om „ergens een kasteeltje” te kopen. Aanvankelijk zoekt het echtpaar in Frankrijk en België, maar die plannen lopen op niets uit. „Op een gegeven moment moest ik ergens tanken in Nederland en kocht ik een Shellkaart met allemaal van die torentjes erop. Dat bleken kasteeltjes te zijn. We zijn bij de meeste langsgereden, onder andere Groot Drakensteyn in Lage Vuursche. Dat was toen niet bewoond. Bij navraag bleek echter dat de koningin het niet wilde verkopen.”
Boersma stapt een makelaarskantoor in de regio binnen. „Ik vroeg: Heeft u misschien een kasteeltje te koop? Ze keken me aan met een blik van: Uit welke inrichting bent u ontsnapt? Intussen kwam ik er achter dat Klein Drakestein te koop was. De eigenaar had verschijnselen van de ziekte van Parkinson en wilde wel van het huis af. Mijn vrouw en ik waren er direct weg van.”
Boersma kocht het huis met bijbehorende panden en grond in mei 1985. De tijd tussen koop en overdracht leverde hem een aardig financieel voordeel op. „De dollar steeg in die periode van 3,01 naar 3,65 gulden. Een waardevermeerdering van 20 procent. Dat heb ik verdiend zonder er iets voor te doen.”
U bent van huis uit gereformeerd. In Amerika behoorde u aanvankelijk tot de Christian Reformed Church, maar ging later over naar de Presbyterian Church. Als u in Nederland bent, kerkt u hersteld hervormd in Soest. U heeft een brede kerkelijke blik?
„De CRC was toen te typeren als licht Gereformeerde Bond in Nederland. Afgelopen jaren heeft zich in dit kerkgenootschap echter een behoorlijke evangelicalisering voorgedaan. Dat was voor ons reden over te stappen naar de Presbyterian Church. Wat ik nu zondags hoor, komt overeen met wat ik in mijn jeugdjaren in Nederland gewend was in de gereformeerde kerk. Er zijn ook wel een paar verschillen. De samenzang wordt begeleid door een orkestje in plaats van een orgel en de muziek is wat vrolijker dan we in reformatorische kring in Nederland gewend zijn. Met de preken ben ik het over het algemeen eens, al zijn ze niet zo diepgaand als ik zou wensen.
Toen mijn vrouw en ik in Lage Vuursche neerstreken, gingen we aanvankelijk naar de plaatselijke hervormde gemeente. We voelden ons daar thuis. De kerkenraad besloot echter in mei 2004 ondanks fundamentele bezwaren tegen het Samen op Wegproces mee te gaan naar de PKN. Dat was voor ons het breekpunt. We hebben ons toen aangesloten bij de hersteld hervormde gemeente in Soest.”
U bent in Nederland als bestuurslid betrokken bij de Reformatorische Omroep. Vanwaar?
„Dat heeft te maken met mijn ervaring met christelijke radiostations in Amerika. Ik ben daar jarenlang betrokken bij geweest. Het begon als een bescheiden initiatief. Op dit moment zenden de christelijke radiostations in zeventien verschillende talen uit en bereiken zij een groot deel van de wereld. Toen er in Nederland plannen ontstonden voor een Reformatorische Omroep, kwamen de initiatiefnemers bij mij met de vraag om bestuurslid te worden.”
De RO moet hard knokken om voet aan de grond te krijgen in de gereformeerde gezindte. Is er toekomst voor deze omroep?
„Ik denk het wel. Wat mij echter een beetje tegenvalt, is de financiële steun vanuit de eigen achterban. Kerkelijk Nederland is in het algemeen niet zo vrijgevig. Mede vanwege de geringe financiële steun wordt de RO gedwongen commercials te verkopen. Voor de toekomst van de RO is het van groot belang dat de omroep zo snel mogelijk gebruik kan gaan maken van DAB, digital audio broadcasting, zodat luisteraars de omroep via hun gewone radiotoestel kunnen ontvangen. Uitzenden via internet, zoals de RO nu doet, is een grote beperking.”
Hoe kijkt u tegen de EO, de grote broer van de RO, aan?
„Ze zijn hier allebei welkom. De RO heeft een keer een thema-uitzending vanuit de Orangerie verzorgd. Ook de EO was hier, onder andere na de aanslagen van 11 september. De omroep zocht toen een alternatieve uitzendlocatie. De Amerikaanse vlag stond op het huis en er kwamen allerlei gasten om hun commentaar te geven. Beide, RO en EO, brengen het Evangelie. Met iemand als ds. Van der Veer kan ik het zo eens zijn. Hij heeft altijd op een eenvoudige manier een goede boodschap.”
Kerkelijk Nederland is in het algemeen niet zo vrijgevig, zegt u. Is dat in Amerika beter?
„Absoluut. Toen er in de gemeente van Danville, waartoe wij als gezin behoren, werd gecollecteerd voor een nieuw kerkgebouw, kwam er in één keer 3,6 miljoen dollar binnen. Kerkmensen in Amerika zijn gewend flink te offeren. Neem het onderwijs. De christelijke school in Amerika kost al gauw 7000 dollar per kind per jaar. Ouders moeten dat zelf betalen. Moeders gaan er vaak buitenshuis voor werken.”
Zijn er meer opvallende verschillen tussen Amerikanen en Nederlanders?
„Amerikanen zullen een vreemdeling sneller aanspreken. Dat merk je bijvoorbeeld na de kerkdienst. In Amerika word je als gast uitgenodigd mee te gaan om koffie te drinken en te blijven eten. Die gastvrijheid mis ik in Nederland. Amerikanen zijn in het verkeer hoffelijker. Ze stoppen meteen voor een voetganger. Als je dat in Nederland doet, gaan ze achter je staan toeteren.”
Is Amerika ook niet het land van veel narigheid?
„Als je de Nederlandse kranten leest, denk je dat inderdaad, maar als je er woont, blijkt het leven positiever te zijn.”
Die media zijn anti-Amerikaans?
„Dat gevoel bekruipt me wel, ja. Neem de kwestie Irak. Als ik de Nederlandse kranten lees, zijn de Amerikanen schurken die Irak zijn binnengevallen om olie te halen. Die redenering wordt onderbouwd met het argument dat er in Irak geen massavernietigingswapens zijn gevonden. Dat zal waar zijn, maar Saddam Hussein heeft wel de resultaten van massavernietiging op zijn geweten.”
De oorlog in Irak heeft inmiddels 3000 Amerikaanse levens geëist.
„Vergelijk Margraten. Daar liggen 9000 Amerikaanse soldaten begraven. Kwamen zij naar Nederland om tulpenbollen te halen? Nee toch zeker? Zij gaven hun leven voor de vrijheid. Om dezelfde reden is Amerika Irak binnengevallen: om vrijheid te brengen.”
Het resultaat is een burgeroorlog.
„Die is niet te wijten aan Amerika. De burgeroorlog verplicht de Amerikanen wel te blijven totdat de situatie in Irak rustig is.”
Wat vindt u van de nieuwe regering in Nederland?
„Veel positiever dan alle andere denkbare opties. Jammer alleen dat de PvdA op een aantal wezenlijke punten andere opvattingen heeft.”
U bedoelt de felle discussie over gewetensbezwaarde trouwambtenaren?
„Bijvoorbeeld. Overigens is er wel een manier om van die discussie af te komen. Schuif de burgerlijke en de kerkelijke huwelijksbevestiging in elkaar en maak de predikant trouwambtenaar. Net als in Amerika. Dan ben je overal van af.”
U hebt met zakendoen veel geld verdiend. Wat doet rijkdom met een christen?
„Toen ik de eerdergenoemde ds. Stelwagen rondleidde, zei hij tegen me: „Is dit nu het grote Babel dat jij hebt gebouwd?” Ik kan naar eer en geweten zeggen: Nee, zo voelt dat helemaal niet. Wij zijn enorm gezegend. Allereerst omdat mijn vrouw en ik de Heere Jezus mogen kennen. Dat is de grootste rijkdom. We zijn verder gezegend met vijf kinderen en dertien kleinkinderen. Ook heeft God ons materieel rijk gezegend.”
Een Bijbelse levensstijl vraagt om soberheid. Wat vindt u van die stelling?
„Rijkdom op zich is niet verkeerd. Denk aan Abraham, David en Salomo. Het gaat erom wat je ermee doet. Een sobere levensstijl is een relatief iets. Mijn vrouw en ik hebben indertijd dit landgoed kunnen kopen voor een bedrag dat ongeveer gelijk was aan ons inkomen van twee maanden. Bovendien konden wij het belastingvrij ruilen voor een stuk onroerend goed waar nogal wat winst op zat. Daardoor waren de nettokosten nog veel lager. Ik vind dat we redelijk sober leven. Onze auto’s hier zijn bijvoorbeeld 46, 18 en 14 jaar oud. We doen geen extravagante dingen. Wel zijn we erg betrokken bij wat er om ons heen gebeurt.”