„Sinaï was een bloedhete zandbak”
EDE - Bijna 3000 Nederlandse militairen en marechaussees namen van 1982 tot 1996 deel aan een internationale vredesmacht in de Sinaïwoestijn. Zelden haalden ze de publiciteit. Vrijdag vieren de oud-militairen van de Multinational Force & Observers (MFO) met een reünie in Ede het 25-jarig bestaan van de MFO. „Als er water is in de Sinaï, bloeit er van alles.”
In zijn woonkamer hangen de vlaggen van Israël en Egypte gebroederlijk naast elkaar. De oranje vlag van de MFO ontbreekt niet. Een kaart van de Sinaï heeft hij ter ondersteuning van zijn betoog een plekje gegeven aan de wand.W. Muijlkens (72) uit Ede werd in 1988 voor zes maanden als compagniesadjudant uitgezonden naar de Sinaïwoestijn. De MFO vormde een buffer tussen de voormalige strijdende partijen Egypte en Israël.
Muijlkens’ eenheid vertrok in januari 1988 naar Tel Aviv. „Daarvandaan ging het per bus naar onze basis in het Egyptische El-Gorah, een rit van zo’n vijf uur. Wij waren verantwoordelijk voor de telefoon-, fax- en telexverbindingen tussen ons regiment en de andere eenheden van de vredesmacht. Bovendien verzorgden we de communicatie met het hoofdkwartier in Rome.”
Het natuurschoon is Muijlkens het meest bijgebleven. „Als er water is in de Sinaï, bloeit er van alles.”
De missie maakte dat de geboren Limburger met veel nationaliteiten te maken had. „Onder meer Fransen, Britten, Amerikanen, Colombianen en militairen van de Fiji-eilanden. Met die Colombianen hadden we niet zo veel op. Ze spraken of verstonden geen woord Engels. Verder was het een geweldige periode, met veel saamhorigheid en kameraadschap.”
Die verbondenheid kwam vooral naar voren als er wat te vieren was. Midden in de woestijn hielden Muijlkens en de andere Nederlandse militairen een Koninginnedagfeest. „De Britten en de Fransen deden gewoon mee. Andersom waren wij bijvoorbeeld welkom bij de Fransen als zij op 14 juli hun nationale feestdag vierden.”
Hoewel de MFO-missie geen gevechtsacties kende, was ze volgens Muijlkens niet zonder gevaren. „Je moest enorm opletten voldoende te drinken. We zaten daar bij 35 tot 40 graden in een bloedhete zandbak van 200 bij 400 kilometer”, zegt de Edenaar, terwijl hij een foto laat zien van de oneindige zandvlakte. „Gelukkig kon ik zelf goed tegen de hitte. Als het moet, slaap ik zelfs nog in de zon.”
Een ander gevaar vormden volgens Muijlkens de landmijnen. „Er liggen nog 4 miljoen van die dingen in de Sinaï. Die zijn nooit opgeruimd. Als een van ons op patrouille moest plassen, deden we het op het randje van de weg. Het gebied daarbuiten was levensgevaarlijk.”
Minstens zo explosief, maar dan figuurlijk gezien, was de situatie als militairen bijvoorbeeld vee van de bedoeïen aanreden. „Ik heb een keer meegemaakt dat een Nederlandse militair een ongeval veroorzaakte waarbij hij een kameel doodreed. Het was voor hem te link om daar te blijven, omdat de bedoeïen wraak wilden nemen. Bij het veroorzaken van schade werd een militair, schuldig of onschuldig, uit voorzorg gerepatrieerd.”
De Nederlandse soldaten in de Sinaï, herkenbaar aan hun steenrode baret met daarop het embleem van een witte vredesduif, worden ook wel ”Het vergeten leger” genoemd. Muijlkens kan er niet mee zitten. „Het is logisch dat actuele en veel gevaarlijker missies zoals in Uruzgan alle aandacht krijgen.”
De Edenaar weet waarover hij praat. Zijn zoon zit momenteel in de Afghaanse provincie. „De missie naar de Sinaï en de huidige uitvoering van buitenlandse operaties door de Nederlandse krijgsmacht zijn totaal niet te vergelijken. De laatste jaren is er op dat gebied veel veranderd.”
Missie in de Sinaï
Israël had de Sinaï tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 op Egypte veroverd en moest volgens de Camp Davidakkoorden van 1979 de woestijn aan Egypte teruggeven. Egypte en Israël tekenden op 17 juli 1981 een akkoord waarin ze instemden met de oprichting van de Multinational Force and Observers (MFO).
Een groot aantal staten leverde burger en militair personeel: Nederland, Australië, Canada, Colombia, Fiji, Frankrijk, Hongarije, Italië, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Uruguay en de Verenigde Staten. Behalve Nederland, dat zijn troepen in 1996 terugtrok, leveren de overige elf landen momenteel nog steeds personeel voor de MFO.
Onder de Nederlanders viel één dodelijk slachtoffer: op 8 december 1994 kwam wachtmeester J. Westendorp van de marechaussee om het leven bij een verkeersongeluk.