Week van strijd in Mogadishu: 350 doden
MOGADISHU (AP) - Een week van strijd heeft in de Somalische hoofdstad Mogadishu ten minste 358 mensen het leven gekost; zeker 680 raakten gewond.
Dinsdag vielen opnieuw ten minste 29 doden onder de inwoners van de geteisterde stad, en zeker 49 gewonden. Aan de zijde van de rebellen vielen 36 doden en 44 gewonden. Het hoofd van de mensenrechtenorganisatie Elman, Sudan Ali Ahmed, heeft dit bekendgemaakt.Ahmed had geen gegevens over slachtoffers onder de Ethiopische militairen en de manschappen van het Somalische overgangsbewind, die vanuit Noord-Mogadishu proberen de stellingen van de opstandelingen in het zuiden van de stad op te ruimen.
Een woordvoerder van de overgangsregering, Hussein Mohamoud Hussein, zei dat een autobomexplosie het Ambassador Hotel in Mogadishu had getroffen. Veel parlementsleden van de regering hebben hun intrek genomen in het hotel. Een ooggetuige meldde dat de explosie zeven mensen het leven had gekost.
Ook werd een zelfmoordaanslag gepleegd op een legerbasis van de Ethiopiërs ongeveer 30 kilometer buiten Mogadishu. Militairen openden het vuur op een minibus die met grote snelheid naar het kamp reed en wisten het voertuig kennelijk tijdig te raken. Drie burgers raakten bij de explosie gewond.
Volgens gegevens van de Verenigde Naties zijn sinds februari ongeveer 320.000 Somaliërs de hoofdstad ontvlucht. Hussein Farah Siyad, een woordvoerder van de Hawiyeclan in Mogadishu, stelde het aantal vluchtelingen sinds 18 april op ruim 82.000.
De strijdende partijen gingen elkaar ook dinsdag te lijf ondanks een oproep van de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki Moon, om alle vijandelijkheden onmiddellijk te staken en de weg vrij te maken voor humanitaire hulp.
Woordvoerder Mohamed Ali Hassan van de Marehanclan meldde dat Kismayo, de tweede stad van het land, maandagavond in handen was gevallen van zijn groepering. De Marehan onderhoudt banden met de Raad van Islamitische Rechtbanken, die door de Ethiopiërs uit het zadel werd gewipt. Kismayo, een kustplaats ongeveer 500 kilometer ten zuiden van Mogadishu, zou in handen van de Marehan zijn gevallen na een bloedig treffen met een andere clan.
Ooggetuigen meldden dat in de straten van Mogadishu lijken liggen te rotten, omdat niemand ze durft te bergen. De VN spreken van de ergste humanitaire crisis in de recente geschiedenis van Somalië.
Uit brieven en e-mails tussen de overgangsregering en hulporganisaties bleek ondertussen dat de regering het transport van hulpgoederen bemoeilijkt en soms regelrecht verhindert. De Somalische minister van binnenlandse zaken Mohamed Mohamud Guled gelastte op 9 april inspectie van alle hulpgoederen. Guled zei desgevraagd dat het de taak van zijn regering is om uit veiligheidsoverwegingen alle humanitaire hulp te inspecteren. De overgangsregering beschikt echter bij lange na niet over de capaciteit om dergelijke inspecties uit te voeren, waardoor verscheidene schepen met hulpvoorraden onverrichterzake moesten terugkeren, meldden hulporganisaties en diplomaten.
De VN, de Europese Unie en de Verenigde Staten riepen de Somalische president Abdullahi Yusuf en premier Ali Mohamed Gedi inmiddels op de order te versoepelen of in te trekken. De Duitse ambassadeur in Kenia schreef op 20 april namens de EU aan Yusuf dat de hulpinspanningen enerzijds worden belemmerd door milities die belasting eisen en hulpverleners bedreigen, en anderzijds „door bestuurlijke obstakels van de overgangsregering.”